(bron foto: The Auction Room London)

In Londen ging op 28 mei een schilderij met een schatting van 2000 tot 3000 pond onder de hamer dat weer aansluit bij mijn onderzoek. Iets speciaals. Een Mater dolorosa. Ook wel een Piéta genoemd, al is dat niet helemaal juist.

In het artikel over Stella schreef ik hier al over Taddeo Zuccaro. Waarom sta ik er bij stil? Ten eerste omdat Peeter Baltens een prent uitgaf naar een werk van Taddeo Zuccaro. En u raadt het, het gaat over deze voorstelling. Ten tweede omdat het een schilderij naar een prent is en geen schilderij waarnaar een prent werd gemaakt. Een praktijk die maar niet bekend raakt bij veilingmeesters of curatoren. Maar daarover verder meer.

De Mater Dolorosa van Baltens naar Zuccaro is een belangrijke prent. Niet om het onderwerp. Het Rijksmuseum noemt het een Piéta. Neen, omwille van het formaat. De prent staat hieronder. Het is een joekel van een prent 511 mm op 408 mm. En dat is bijzonder. Temeer omdat Baltens zelf schreef dat prenten in de moeilijke tijden van de troebelen het voordeel hadden dat je ze gemakkelijke kon meenemen. Wat bij schilderijen op paneel of doek niet zo eenvoudig was.

De prent is duidelijk indrukwekkender dan het schilderijtje van de veiling. Maria beweent het lichaam van de gestorven Christus, dat in haar armen op het graf zit. Ze is vergezeld door twee treurende engelen, die met een fakkel in de hand aan weerszijden van haar staan. Boven hen het tetragram als symbool van God de Vader. De voorstelling is gevat in de architecturale omlijsting van een aedicula. In het kader onderaan een vierregelig onderschrift in het Latijn.

Kijken we nu naar het schilderijtje. Op 28 mei kwam dat schilderij in olieverf op koper op een veiling bij The Auction Room in Londen. Een aanzienlijk kleiner en op koperen plaat van 24 cm x 33 cm. Olieverf op koper heet dat. Meer iets voor persoonlijke devotie dan voor boven de haard of in een belangrijke plaats.

Het veilinghuis schreef het toe aan Taddeo Zuccaro (Urbino 1529 – Rome 1566). Het geheel zat in een verguld houten kader. En de koperplaat zat in een chassis van eikenhout. De kader mat 41,5 cm x 51, 5 cm).

Bijzonder is de provenance die af te leiden valt uit twee lakzegels (was) op het paneel van het chassis. De rode waszegel draagt het wapen van het koninkrijk van de beide Siciliës (Regno delle Due Sicilie) uit de achttiende of negentiende eeuw. Wat op een verblijf in Napels kan wijzen. Ten tijde van het schilderen waren de koninkrijken Napels en Sicilië een Habsburgs koninkrijk waar onder andere Granvelle viceroy of onderkoning was voor Philips II. In de achttiende eeuw kwam dat koninkrijk der beide Siciliën in handen van de Bourbons.

De rode lakzegel met het wapen van het Koninkrijk van de Beide Siciliën.

De zwarte waszegel draagt de initialen FJ. Dat zou dan weer CFJ Beausaire kunnen zijn volgens het veilinghuis. Een kunstverzamelaar en schenker die 40 schilderijen gaf aan The Walker Gallery in Liverpool. Ik heb nergens iets van die schenker kunnen terugvinden.

Er zijn natuurlijk enkele problemen. Ten eerste waren de Zuccaro’s gespecialiseerd in fresco’s. Muurschilderingen. Bijvoorbeeld de decoraties door Federico Zuccaro voor het salon van de Villa d’Este in Tivoli. Waar hoogstwaarschijnlijk Gillis Coignet en Jan Stellaert aan meewerkten.

Schilderijen die op een ezel geschilderd werden zijn ongebruikelijk. Maar niet uitzonderlijk denkt het veilinghuis. Zo hangt een kleine Aanbidding der Herders in Hampton Court Palace. Dat werk komt uit de collectie van koning James II. Dat is eveneens een klein werk op koper (39,9 x 28,9 cm).

Royal Collection Trust / © His Majesty King Charles III 2024

Hoewel vroeger toegeschreven aan Taddeo Zuccaro geldt het nu als een kopie naar een prent door Cornelis Cort, gedateerd 1567. Nu bestaan er meerdere versies van dat werkje. Allemaal schilderijen van Vlaamse schilders. En allemaal in deze richting geschilderd. In spiegelbeeld van de prent. Dus waarschijnlijk naar de originele tekening of een origineel schilderij. Het is derhalve onmogelijk te zeggen welke schilder naar de prent en welke naar het origineel schilderde. Die eerste staat (eerste druk van een prent) ziet u hieronder.

Prent uitgegeven door Philips Galle in Antwerpen en gegraveerd door Cornelis Cort naar Taddeo Zuccaro (bron foto: Rijksmuseum)

Deze prent is meermaals in Antwerpen uitgegeven tussen 1567 en de volgende jaren.

In Rome verscheen diezelfde prent ook in 1567 gegraveerd door Cornelis Cort. De vraag is nu welke van de twee de eerste was.

De Romeinse versie door Cornelis Cort (bron foto: Rijksmuseum)

Van prenten hergebruikte men de koperen drukplaat of men maakt een kopie. Die is, u raadt het al, niet zelden in spiegelbeeld zoals hierboven. De vraag is nu: was die uit Antwerpen in spiegelbeeld of die in Rome?

Zoals bij de volgende prent hieronder uit 1605. De uitgever was nu Giacomo Lauro. De prent werd opgedragen aan: Andrea Opalinski. Met privilege van de Senaat van Rome. Het stadsbestuur met andere woorden.

Latere staat uit 1605 uitgegeven door (bron foto: Rijksmuseum)

Het gaat hier natuurlijk om hergebruik van de drukplaat.

Van Cornelis Cort weten we dat hij tussen 1567 en 1575 verschillende prenten naar Taddeo Zuccaro uitgaf in Rome. De koperplaten raakten later verspreid.

Hetzelfde gebeurde met de koperplaten van Baltens enkele jaren na diens dood. Dat belette niet dat Johan Sadeler in Antwerpen een kleinere versie graveerde en uitgaf. (hoogte 145 mm × breedte 114 mm). Sadeler graveerde die zelf en in spiegelbeeld. Terwijl het voorbeeld door Hieronymus Wierix voor Baltens werd gegraveerd.

Aangezien de Sadelers na de val van Antwerpen (of zelfs voordien) naar Duitsland en Italië vertrokken namen ze een aantal platen mee. En zo wkam opnieuw een drukplaat uit dezelfde Antwerpse kring in Rome. Maar dit keer in Rome uitgegeven door Aegidius Sadeler.

Een latere prent uitgegeven door Johan Sadeler naar Taddeo Zuccaro (bron foto: Rijksmuseum)

Dit keer een Pietà, omringd door de passiewerktuigen. In veel kleiner formaat: hoogte 295 mm × breedte 216 mm. Die omlijsting met passiewerktuigen is een vondst van een andere Antwerpenaar Gillis Mostaert. Hij bedacht geschilderde lijsten rond zijn schilderijen. Een katholieke schilder uit hetzelfde groepje collega’s en vrienden (Baltens was peter van zijn zoon Rafael) die ontwerpen voor prenten maakte voor Adriaen Huybrechts, Peeter Baltens en vooral de Sadelers.

Omdat die prent van eind zestiende of begin zeventiende eeuw in spiegelbeeld is weet je evenmin of ze naar het schilderij of de prent werd gesneden.

De conclusie is dat het schilderijtje geen verloren origineel is, maar één uit een reeks die geproduceerd werden op kleiner formaat zoals veel schilderijen op koper. Schilderwerkjes meestal voor de export naar Spanje, Frankrijk of verder. Geen schilderij van Taddeo Zuccaro, maar naar Zuccaro door een Antwerpse anonieme schilder.

Hieronder ziet u het chassis waarin de koperplaat zit. Met beide lakzegels.

De achterkant.
De zwarte lakzegel met FJ.