Lot en zijn dochters

In Frankrijk werd vandaag een schilderij geveild dat toegeschreven werd aan één van de grootste mysteries qua schilders van de late zestiende eeuw. De Antwerpenaar Jacob De Backer. De experten spraken van De Backer en atelier en onbedoeld kregen ze gelijk.

Het onderwerp was Lot en zijn dochters. Een schandaleus verhaal uit het Bijbelboek Genesis (XIX, 31-36). Het ging om een olieverf op paneel van 74 x 105 cm. Met parkettering. En een barst. De hamerprijs was 25.000 euro.

De toeschrijving is op basis van dezelfde compositie door Jacob De Backer. Met vergelijkbare afmetingen (82,6 x 106 cm) in kasteel Sanssouci in Potsdam.

Lot en zijn dochters door Jacob De Backer in Potsdam.

Het Bijbels verhaal vertelt over hoe de dochters van Lot hem dronken voeren om geslachtsgemeenschap te hebben en kinderen te krijgen. Op de achtergrond zie je het brandende Sodom en Gomorra. Dat is een standaard qua voorstelling.

Voordien had Frans Floris in Antwerpen al een dergelijk ontwerp gemaakt voor uitgever Hieronymus Cock. Die prent uit 1558 staat hieronder.

De door Philips Galle gegraveerde prent naar Frans Floris (bron: Rijksmuseum)

Philips Galle was de graveur. Het toeval wil dat diezelfde Galle in Haarlem voor hij zich te Antwerpen vestigde al een andere prent met dat onderwerp graveerde. Galle werd later min of meer de erfgenaam van Volcxken Diericx, de weduwe van Hieronymus Cock. In Haarlem graveerde hij naar ontwerp van Anthonie Blocklandt van Montfoort. Een leerling van Frans Floris. Net als zijn leermeester een romanist, iemand die naar Italië was gereisd. Blocklandt wordt beschouwd als één van de Utrechtse maniëristen (niet te verwarren met de Antwerpse maniëristen een halve eeuw eerder). Zijn specialisme waren Bijbelse en mythologische onderwerpen.

De prent naar Blocklandt.

Waarom vertel ik dit allemaal? Omdat Jacob De Backer een Zuid-Nederlandse maniëristische schilder genoemd wordt. Hij geldt als een extreem talent en moet een immense productiviteit gehad hebben. Tenminste als alle aan hem of zijn atelier toegeschreven werken ook werkelijk uit zijn atelier afkomstig zijn.

De schaarse biografische gegevens zijn op zijn minst raar. De Backer verbleef tussen 1565 en 1570 in Italië en werkte verder tussen 1571 tot 1585 te Antwerpen. Sommige bronnen geven als sterfdatum 1585, andere 1591. De reden daarvan is dat men weet dat hij op de leeftijd van dertig stierf en zijn geboortejaar meestal in 1555 geschat wordt. Maar er klopt natuurlijk iets niet. Zou hij als tienjarige schilder na een opleiding al naar Italië reizen? Volgens bepaalde kunsthistorici moet hij zelfs tussen 1591 en 1600 nog geleefd hebben.

Iedereen is het eens dat hij in Antwerpen geboren werd en er ook stierf. Maar zelfs dat is dus niet zeker. In de Liggeren komt hij niet voor.

Zoals steeds is Karel Van Mander de enige bron én ook de bron van miserie. Van Mander beweert dat hij op jonge leeftijd achtergelaten werd door zijn vader, een kunstschilder, die op de vlucht ging voor het gerecht. Hij zou bij Antoon Palermo gewoond hebben (dat kan want die bezat drie huizen). Palermo was een Mechelse schilder en leeftijdsgenoot van Hieronymus Cock. Hij was vooral actief als een kunsthandelaar. Volgens Van Mander beulde die hem zo hard af dat hij in de armen van de dochter van zijn meester stierf.

Antoon Palermo was een belangrijke speler in Antwerpen. Mede-ontwerper van de Blijde Inkomst van Philips II met Hieronymus Cock en Pieter Coecke van Aelst. Hij was vooral leermeester van Gillis Coignet. En die laatste geldt zowat als de verpersoonlijking van het late maniërisme in Antwerpen. Na zijn Italiëreis nam Coignet tussen 1570 en 1584 zelf veel leerlingen aan. De stokoude Palermo (73 allicht) getuigde nog voor Gillis Coignet om een getuigschrift te bekomen om zich in Amsterdam te vestigen na de val van Antwerpen.

Het vervelende is dat nergens het minste bewijs bestaat van die Italiëreis van De Backer. Jacob De Backer was nooit lid van het Sint-Lucasgilde van Antwerpen en zijn tweede leermeester Hendrick Van Steenwijck I verliet Antwerpen in 1586. De enige De Backer waar we iets van weten is een protestantse Antwerpse drukker en uitgever die inderdaad Antwerpen ontvluchtte.

Daarbij komt dat schilderijen van hem uit min of meer eigentijdse bronnen zoals Van Mander nooit aan hem gekoppeld konden worden. Wel valt op dat verschillende van zijn werken bijna identiek zijn aan die van Pieter Goetkindt I, de man van Catharina Palermo. Jawel de dochter van Antoon Palermo.

Het Laatste Oordel van Jacob De Backer dat ooit uit Antwerpen als roofkunst in Parijs belandde.

Maar voor veel Antwerpse kunstliefhebbers is Jacob De Backer vooral de schilder van het grafmonument van drukker Christoffel Plantijn. Voor dat praalgraf schilderde hij het Laatste Oordeel. De zijluiken zouden van het atelier zijn. Zelfs dat is niet zeker want van dat werk circuleren twee of meer versies en één is van Goetkindt en één van Jacob De Backer.

Daarbij komt dat in bronnen over kunstaankopen zoals door Ernest van Oostenrijk fouten slopen. Verschillende auteurs zoals Allart verwisselden daar Johan De Braecker en Jacob De Backer. Dat leverde wel een hoop foute titels op in het al immense oeuvre van De Backer.

Eigenlijk kan je niet spreken van een oeuvre van Jacob De Backer. Mijn hypothese is dat een atelier voorzag in een bepaald genre. Met vooral veel vrouwelijk naakt. Kunsthandel dus. Van het soft-erotische type meestal. De zaak van Antoon Palermo met andere woorden. De rol van Jacob De Backer in dat atelier is onbekend. Als hij geen leerling en geen meester was in het gilde wat was dan zijn taak? Met gildereglementen viel niet te spotten tenzij je hofschilder was want dan was je vrijgesteld. Dat laatste was Jacob De Backer zeker niet.

Al het werk dateert van 1570 tot 1600 en heeft als gemeenschappelijk kenmerk dat de mythologische en Bijbelse taferelen zeer sterk beïnvloed zijn door het late Italiaanse maniërisme. Met behoorlijk wat naakt. Die stijl noemen we Zuid-Nederlands maniërisme. Zo ook dit nogal schandalige schilderij over incest.

Ik heb een theorie. Volgens mij is Jacob De Backer een nepnaam. Zoals er nepadressen en nepuitgevers bestonden. Denk maar aan Pierre Marteau à Cologne (voor illegale in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden uitgegeven boeken) of Jean Sambix à Leyde (een nepadres door de Elzevirs).

Om mijn hypothese te onderbouwen heb ik zelfs een etymologische uitleg. Jacob betekent ‘hij zal beschermen‘ of iets van die orde. En een bakker is iemand die (zoetje) broodjes bakt. Maar ook een grappenmaker. Een mop is een bak. De vraag is of die betekenis al in de late zestiende eeuw bestond. De kans is volgens mij groot dat ‘Jacob De Backer’ een schuilnaam of verzamelnaam was voor schilderijen waar men liever geen officiële auteurschap van erkende. Bijvoorbeeld omdat ze een beetje risqué waren.