Houdt Middelmate

Prachtige portretgravure van Jan-Baptiste Houwaert door Jan Wierix circa 1583.

Jan-Baptist Houwaert (Brussel, 1533 – Brussel 11 maart 1599) was een humanistisch dichter en lid van de Rekenkamer van Brabant. Hij was een vriend van Peeter Baltens, maar ook van Jan Van der Noot, Willem Van Haecht en Filips van Marnix van Sint-Aldegonde. Kortom een usual suspect op deze site.

Ook hij behoorde tot de tussenpartij tijdens de Opstand. Dat wil zeggen dat hij voor zelfbestuur van de Nederlanden was, maar het gezag van de koning niet verwierp. Deze gematigde groep moest het in de geschiedenis afleggen tegen de radicale calvinisten (geuzen) en de rabiate katholieken (de Spaanse factie van collaborateurs). Zeker in de 19de-eeuwse nationalistische geschiedschrijving kregen enkel de protestantse en de katholieke hardliners aandacht, omwille van het katholieke België of het calvinistische Nederland.

De lijfspreuk van Houwaert: houdt middelmate.

Zijn motto houdt middel mate geeft die filosofie goed weer. Ze staat in de frontispice van sommige boeken en op gedenkpenningen met zijn beeltenis. Die penningen waren een modeverschijnsel. Humanisten zoals Zagar sneden die matrijzen als hobby en sloegen er penningen mee in lood, tin, brons, koper, zilver enzovoort.

Omdat hij sympathie toonde voor lutherse stellingen liet Alva hem opsluiten. Hij zou preken bijgewoond hebben. Houwaert die openlijk altijd trouw katholiek was geweest zwoer de hervorming af en redde zijn hachje. Hoewel hij steeds katholiek bleef koos hij wel partij voor de Opstand. Daarmee belandde hij in het kamp van Oranje. Op het eind van zijn leven schreef hij dat hij altijd katholiek gebleven was.

In 1578 publiceerde hij Milenus clachte, een bewerking van Reloj de principes (het prinsenuurwerk) van Guevara dat hij opdroeg aan Willem van Oranje. Datzelfde jaar werd hij een soort minister van Financiën van het hertogdom Brabant (gouverneur van de rekenkamer van de Staten van Brabant). Een functie die hij behield tot 1585 (na de val van Antwerpen).

Penning met zijn portret. (collectie UGent)

Samen met de tussenpartij verkoos hij aartshertog Matthias van Oostenrijk als landvoogd. Terwijl Oranje en de radicale calvinisten liever een Franse prins zoals de verwerpelijke Anjou in die functie zagen. De tussenpartij die in een Habsburgse prins een diplomatische oplossing zag bij Filips II in Spanje, hoopte zo op vrede en rust in de Nederlanden. Dat moesten ze wel nadat ze zich misrekend hadden in de halfbroer van Filips II, Don Juan.

Don Juan ambieerde net als de kroonprins Don Carlos (zijn neef en vriend) de rol als vorst van de Nederlanden. Filips II gaf uitdrukkelijk een andere opdracht mee. De eerste positieve contacten tussen Don Juan en de tussenpartij met erkenning van de Pacificatie van Gent, moest Don Juan afbreken na brieven uit Madrid. De Nederlanders voelden zich verraden. Zeker toen Don Juan Namen en Leuven innam. Na de dood van Don Juan konden ze moeilijk overschakelen op diens neef en rechterhand Alexander Farnese (een kleinzoon van Keizer Karel). De feiten lagen plots anders omdat Farnese de Spaanse troepen leidde en de malcontente Franstalige katholieken had weten te exfiltreren uit de Opstand.

Die verdeeldheid die Farnese uitbuitte nekte de eensgezindheid. Na de Spaanse Furie in 1576 hadden katholieken, protestanten, Walen en Nederlandstaligen één onafhankelijke opstandige verenigde Nederlanden gevormd, met uitzondering van de Duitstalige Luxemburgers. Dit leidde tot de Pacificatie van Gent en een algehele opstand in de hele Nederlanden met uitzondering van het hertogdom Luxemburg. De opstandelingen dachten dat Filips II nu voor een fait accompli stond.

De evenementen gingen snel. Het verraad van Don Juan zorgde ervoor dat Houwaert in 1577 de Blijde Intrede van Willem van Oranje in Brussel opzette. Wat trouwens resulteerde in een fraaie uitgave met mooie houtsnedes.

Ook bij de intrede van Matthias deed die ie dat in 1578 en vertaalde zelfs de Latijnse redevoering van Marnix. Niettemin droeg hij na het echec met Matthias een lofrede op aan Anjou in 1582. Die laatste verprutste dan weer zijn kansen door de mislukte Franse Furie in Antwerpen.

Voor de Brabantse rederijkers was hij de grootste Nederlandse dichter van hun generatie. Maar hij stond ook bekend voor Latijnse redevoeringen. In 1582 en 1583 verscheen bij Plantin zijn bekendste werk Pegasides pleyn, ende den lust-hof der maeghden.

Na de verovering van Brussel door Farnese droeg Houwaert hem een gedicht op. In dit manuscript (nu in Londen) smeekte hij om clementie. Farnese hapte toe. In 1594 schreef hij twee gedichten ter ere van aartshertog Ernest van Oostenrijk. De nieuwe landvoogd en broer van Matthias en keizer Rudolf II.

In 1614 verscheen posthuum zijn Paraenesis politica of politijcke onderwijsinghe. Daarin filosofeert hij over in Brussel blijven of toch emigreren.

In zijn sterfjaar 1599 voerden rederijkers zijn toneelstukken Tragedie vander orloghen en Comedie vanden peys op bij de Blijde Intrede van aartshertog Albrecht. Met Albrecht kwam wat Houwaert en de tussenpartij al in de jaren 1570 vroegen. Zelfbestuur met een prins van den bloede (lees een Habsburgse vorst). Het Twaalfjarig Bestand tot 1621 zorgde voor vrede en rust, maar de scheiding der Nederlanden was definitief.

Pegasides pleyn verscheen enkele jaren later zelfs in de Republiek. (Foto © Lode Goukens)

Pegasides pleyn, Ende den lust-hof der maeghden is een leerdicht. Bestaande uit zestien boeken. In vijftien boeken leren de Brabantse maagden hoe om te gaan met mannen.

In deze editie uit Leiden is een gedicht opgenomen van Jonker Jan van der Noot. Over hem ging het in een ander stukje op deze site.

Met een gedicht van Jan Van der Noot. (Foto © Lode Goukens)
Telkens met een boek die later samen gebundeld werden. (foto © Lode Goukens)

In 1583 verscheen bij Plantin in Antwerpen ook de Vier UUterste. Ook dat boek werd nog opnieuw uitgegeven na zijn dood in de Republiek.

Frontispice met lijfspreuk en wapenschild.

Een reactie achterlaten