Eerder verschenen in Civis Mundi Digitaal #87 op 21 juli 2019.

Iedereen kent wel wetten die slecht zijn of gewoon niet (meer) werken. De wetgever zou die verouderde of slechte wetten kunnen afschaffen, aanpassen, verbeteren of samenvoegen. Dit laatste heet wetsevaluatie en is uiteraard in een context waar bijna alle wetgevende initiatieven vanuit de regering komen een zeer belangrijke taak van de verkozenen des volks in de wetgevende assemblees. Het is eens wat anders dan meerderheid-minderheid te stemmen over op kabinetten geschreven wetten die enkel formeel op naam van enkele verkozenen uit de meerderheid staan. Nederland kent deze praktijk en in België zou die op gang moeten komen.

Het Belgisch Staatsblad meldde op 21/12/2015 bij publicatie van een wetsvoorstel: “De wet van 25 april 2007 tot oprichting van een Parlementair Comité belast met de wetsevaluatie (BS 11 mei 2007) bepaalt dat binnen de federale wetgevende kamers een parlementair comité belast met de wetsevaluatie wordt opgericht. Het bestaat uit elf vertegenwoordigers aangewezen door de Kamer en elf vertegenwoordigers aangewezen door de Senaat (art. 2).

Verder stond te lezen: “Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.[i]

Het Comité voor Wetsevaluatie werd dus in 2007 opgericht “om de federale wetgeving te evalueren en de kwaliteit ervan te verbeteren. Het gebeurt immers dat wetten in de praktijk voor problemen zorgen: de teksten zijn te ingewikkeld, er zijn lacunes of tegenstrijdigheden, of de wetten zijn verouderd en niet aangepast aan de situaties die ze verondersteld worden te regelen. Kortom, het Comité tracht inefficiënte wetten op te sporen, te verbeteren of af te schaffen.”[ii]

De website van het Comité[iii] geeft de volgende methodes aan om de probleemwetten op te sporen:

  1. de verzoekschriften van burgers, ondernemingen of administraties
  2. de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof
  3. de verslagen van o.a. de procureur-generaals.

De rol van de burger is dus cruciaal. De kamer meldt: “Een verzoekschrift, of petitie, is een brief waarin iets gevraagd wordt aan een overheid. Ieder heeft het recht verzoekschriften in te dienen bij de openbare overheden, dus ook bij de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het petitierecht wordt geregeld in de Grondwet en het Reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers.”

Dit kan via een online formulier of via een brief of ingevuld pdf-formulier. De petitie moet wel betrekking hebben op de Belgische wetgeving, maar ook opmerkingen over een aangelegenheid van particulier of algemeen belang zijn welkom bij de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Alvorens allemaal in de pen te kruipen is het belangrijk te letten op de bevoegdheid. De aangelegenheid waarop het verzoekschrift slaat, moet wel tot de bevoegdheden van de federale wetgever behoren. Kortom het is geen ombudsman of een soort beroepsprocedure voor een administratief dossier of in een rechtsgeschil. Dit is uiteraard het gevolg van het grondwettelijke principe van de scheiding der machten.

Het Comité voor Wetsevaluatie geeft ook voorbeelden van federale materies:

  • Tewerkstellingsbeleid
  • Landsverdediging
  • de Nationale Bank van België
  • ordehandhaving
  • internationale betrekkingen en ontwikkelingssamenwerking
  • pensioenen
  • sociale zekerheid (behalve de gezinsbijslag)
  • kernenergie
  • bescherming van het spaargeld
  • belangrijke onderdelen van Justitie en Binnenlandse Zaken.

Indienen verzoekschrift

Op zich is een petitierecht niets nieuws. Het stond al in de Grondwet van 1831. De burger kan immers een verzoekschrift indienen door een brief te richten aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Krachtens artikel 57 van de Grondwet is het verboden verzoekschriften in persoon aan te bieden.[iv] Gewoon op of in de brief vermelden dat het een “verzoekschrift” betreft volstaat. En bovenal niet vergeten te handtekenen (artikel 142 van het Reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers).

De website van de Kamer meldt: “Na ontvangst kan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers het verzoekschrift naar de commissie voor de Verzoekschriften verzenden, of naar de commissie die bevoegd is voor de aangelegenheid waarop het verzoekschrift betrekking heeft. Hij kan ook beslissen om het verzoekschrift bij de Kamer ter tafel te leggen (artikel 142 van het Reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers).”

Bij een klassiek verzoekschrift dat bij de commissie voor de Verzoekschriften terechtkomt zou die zo spoedig mogelijk een beslissing nemen. “De commissie kan het verzoekschrift verwijzen naar de minister, voor schriftelijke uitleg, naar het College van de federale ombudsmannen, voor klachtenbehandeling met toepassing van de wet tot instelling van de federale ombudsmannen, of naar de commissie bevoegd voor de aangelegenheid waarop het verzoekschrift betrekking heeft. De commissie kan het verzoekschrift ook bij de Kamer ter tafel leggen (artikel 143 van het Reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers).” De Kamer zal de petitionaris in kennis stellen van het gevolg dat aan zijn verzoekschrift werd gegeven.

Let wel de procedure is openbaar: “De naam van de indiener van een ontvankelijk verzoekschrift wordt gepubliceerd in de “Lijst van de Verzoekschriften”. Deze lijst, die wordt rondgedeeld aan de leden van de Kamer, is een officieel parlementair stuk dat op papier verspreid wordt. Hij bevat, naast enkele persoonsgegevens van de indieners, de beslissingen van de commissie voor de Verzoekschriften.”

Uit die petitietraditie groeide dus een nieuwe procedure namelijk een verzoekschrift aan het Parlementair Comité belast met de wetsevaluatie.

Maar die nieuwigheid kent wat kinderziekten door de staatshervormingen die tot doel hebben het bicameraal systeem in België af te schaffen en de Senaat (Eerste Kamer) te herleiden tot een soort intergewestelijke praatbarak.

De liberale senator Lode Vereeck kloeg in 2015 aan dat het Comité paritair samengesteld is uit volksvertegenwoordigers en senatoren. “En daar zit het schoentje nu al anderhalf jaar gewrongen. N-VA wil niet dat de Senaat nog betrokken wordt. En dus wordt het recht van burgers, bedrijven en administraties gefnuikt, om inefficiënte wetten aan te klagen en desgevallend te wijzigen.”

Volgens Vereeck luidt het argument van N-VA dat de deelstaten zich niet te moeien hebben met federale wetgeving[v] en dat het Comité vooral een doorgeefluik is. “Beide argumenten houden geen steek. De inbreng van de deelstaten bij de evaluatie van federale wetgeving die een grote impact heeft op het regionale niveau is juist erg nuttig, om niet te zeggen cruciaal (bv. vzw-wetgeving). En het Comité kan de wetsevaluatie ook zelf uitvoeren, in plaats van uit te besteden aan andere commissies. Daarvoor zijn voldoende juridische kennis en technieken in huis.”

Vereeck zag als echte reden van de blokkering van het Comité Wetsevaluatie “die ondertussen al anderhalf jaar aansleept” in de afbouw van de Senaat.

Na anderhalf jaar ben ik dat soort kinderachtige spelletjes wel beu. Het kan mij niet schelen of het Comité Wetsevaluatie bicameraal of monocameraal is (hoe graag ik persoonlijk wel een bijdrage wil leveren), als het er maar is en functioneert.” aldus Vereeck.

Vereeck wees tevens op de noodzaak: “Kwalitatieve wetgeving is trouwens te belangrijk voor de economische groei en welvaart, om er politieke spelletjes mee te spelen.”[vi]

Op 13 januari 2016 meldde Vereeck in een naschrift dat net voor het kerstreces de Kamerfractieleiders van de meerderheid een wetsvoorstel indienden waarin de samenstelling van het Comité Wetsevaluatie werd gewijzigd naar een monocameraal comité (zonder senatoren). “Zij zijn van oordeel dat dit beter spoort met de “institutionele realiteit” waarin de wetgevende bevoegdheid van de nieuwe Senaat beperkt is tot de Grondwet en de bijzondere wetten. De hechte verwevenheid tussen de deelstaten en het federale niveau is natuurlijk ook een institutionele realiteit met al zijn tegenstrijdigheden, die door de inbreng van de deelstaten in de federale wetsevaluatie zouden hebben kunnen opgelost worden. Maar belangrijker dan deze discussie is dat het Comité binnenkort terug van start kan gaan.”

Ondertussen in november 2018 is het wetsvoorstel blijkbaar nog niet door de molen en bestaat het Comité voor wetsevaluatie nog steeds uit kamerleden en senatoren die niet samenkomen. Het wetsvoorstel is hangende.[vii] Een voorstel tot wijziging van de reglementen van de Kamer werd op 30/05/2018 ingediend door de fractieleiders van de meerderheid. “In navolging van de opheffing van de wet van 25 april 2007 tot oprichting van een Parlementair Comité belast met de wetsevaluatie, moet voorliggend voorstel tot wijziging van het Reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers het comité wetsevaluatie “heroprichten”, zij het slechts in de schoot van de Kamer.”

De volgende passage is zonodig nog vreemder: “Door het parlementair comité op te richten via het Reglement wordt aan de opmerkingen van de Raad van State, gegeven in zijn advies nr. 60.565/2 van 28 december 2016[viii] op het wets-voorstel tot wijziging van de wet van 25 april 2007, tegemoetgekomen.

De staatsraden van de Raad van State concludeerden immers in hun advies uit 2016:

“De conclusie is dan ook dat, onder voorbehoud van de bepalingen die verplichtingen aan derden opleggen, het wetsontwerp alleen aanvaardbaar is in zoverre het bestaan is aangetoond van een dwingende noodzaak om aan het probleem van de wetsevaluatie door de wetgevende kamers een eenvormige oplossing te geven die alleen [lees: niet] kan worden bewerkstelligd bij wege van een wijziging van het reglement van de ene of de andere assemblee, met dien verstande dat die reglementen in voorkomend geval in gemeen overleg geharmoniseerd kunnen worden teneinde met inachtneming van de autonomie van elke assemblee het beoogde evaluatie-instrument in te voeren.””

Dus moest eerst het reglement van de kamers van volksvertegenwoordiginng aangepast. Of zoals de kamerstukken weergeven: “Bovendien worden zo ook de doelstellingen van het wetsvoorstel DOC 54 1537 bereikt. Het parlementair comité belast met de wetsevaluatie zal voortaan enkel nog bestaan in de Kamer van volksvertegenwoordigers.”

Het gebruik is bij de burgers en bedrijven nagenoeg onbekend. De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie stuurde occassioneel een vraag aan het Parlementair Comité voor Wetsevaluatie zoals uit arresten van het Grondwettelijk Hof bleek.[ix] Wetenschappelijke publicaties ontbreken nagenoeg. Ondertussen vegeteert het Comité voor Wetsevaluatie terwijl wetsvoorstellen, reglementswijzigiengen in de administratieve molen zitten. Of de burger daar zo vreselijk vrolijk van wordt, is nog maar de vraag. Maar niets weerhoudt burgers ervan om petities in te dienen om ondeugdelijke wetgeving te laten evalueren. De vraag is enkel of het comité ze zal bekijken als het al opnieuw bestaat na de ‘opheffing’.

Het hele proces om de wetsevaluatie te organiseren is een voorbeeld van broddelwerk gekend van de wetten die het Comité zou moeten evalueren en laten verbeteren. Op zich ironisch, maar daar schiet de burger die jaarlijks tonnen nieuwe wetgeving te slikken krijgt waarvan een groot deel nadien door Grondwettelijk Hof, Raad van State, Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) vernietigd wordt. Het wordt tijd dat de verkozenen des volks beseffen dat ze op die manier elke legitimatie dreigen te verliezen.


[i] GW artikel 74: In afwijking van artikel 36 wordt de federale wetgevende macht gezamenlijk uitgeoefend door de Koning en de Kamer van volksvertegenwoordigers voor de andere aangelegenheden dan die bedoeld in de artikelen 77 en 78.
   Overgangsbepaling
   Dit artikel treedt in werking op de dag van de verkiezingen met het oog op de algehele vernieuwing van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen in 2014. Tot die dag zijn de volgende bepalingen van toepassing :
   “In afwijking van artikel 36 wordt de federale wetgevende macht gezamenlijk uitgeoefend door de Koning en de Kamer van volksvertegenwoordigers voor :
   1° het verlenen van naturalisaties;
   2° de wetten betreffende de burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de ministers van de Koning;
   3° de begrotingen en de rekeningen van de Staat, onverminderd artikel 174, eerste lid, tweede zin;
   4°de vaststelling van het legercontingent.”.]

[ii] http://www.vereeck.be/nl/blog/d/detail/wetsevaluatie-werkt-niet

[iii] http://www.comitewetsevaluatie.be/indexN.html

[iv] GW  Art. 57.Het is verboden in persoon aan de Kamers verzoekschriften aan te bieden.
  [1 De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft het recht de bij haar ingediende verzoekschriften naar de ministers te verwijzen. De ministers zijn verplicht omtrent de inhoud uitleg te verstrekken, zo dikwijls als de Kamer het eist.]1
  [1 Overgangsbepaling
   Het tweede lid treedt in werking op de dag van de verkiezingen met het oog op de algehele vernieuwing van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen in 2014. Tot die dag is de volgende bepaling van toepassing in plaats van het tweede lid :
   “Elke Kamer heeft het recht de bij haar ingediende verzoekschriften naar de ministers te verwijzen. De ministers zijn verplicht omtrent de inhoud uitleg te verstrekken, zo dikwijls als de Kamer het eist.”.]

[v] De Senaat is sinds de 6de staatshervorming hoofdzakelijk samengesteld uit volksvertegenwoordigers uit de regionale parlementen.

[vi] Wim Marneffe, Bas van Aarle, Lode Vereeck (2013), “Regulatory Delay and Growth: A Cross Country Analysis”, European Journal of Law and Economics 35/3, p. 385-396.

Kevin Poel, Wim Marneffe, Samantha Bielen, Bas van Aarle, Lode Vereeck (2014), “Administrative Simplification and Economic Growth: A Cross Country Empirical Study”,  Journal of Business Administration Research 3/1, p. 45-58.

[vii]http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=flwb&language=nl&cfm=/site/wwwcfm/flwb/flwbn.cfm?dossierID=3130&legislat=54&inst=K

[viii] http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/60565.pdf#search=wetsevaluatie

[ix] Grondwettelijk Hof arrest nr. 148/2017 van 21 december 2017


Een reactie achterlaten