Na weken werk tijdens de avondschool begint de restauratie van een boeiende vroeg 18de-eeuwse hangklok door Grimar afgerond te raken. Nog wat poetswerk, zwarte was en patina op de wijzerplaat en het uurwerkgedeelte is klaar.
Het eiken kastje wordt een uitdaging omdat dit door de eeuwen heen behoorlijk verminkt werd.
De klok had enkele bizarre ‘herstellingen’. Zo was een toog gesoldeerd op de wijzerplaat. Maar de slimme die dat deed had die eerst fout gesoldeerd op III uur en niet op XII uur.
De sluitschijf was hersteld met een rood koperen schijfje dat geklonken was op de versleten messing sluitschijf. Gek, maar wel efficiënt.
De bel was vervangen door een bel van een Franse pendule (allicht omwille van het fijnere geluid). En de slingerlens was nagemaakt in koper in plaats van messing.
De wekker was er uit gesloopt. Gelukkig heb ik een voorbeeld van een andere klok van Grimar waar de wekker wel nog op zat. Een andere gedateerde uit 1715 leek ontzettend op dit uurwerk, maar had geen wekker. En ondanks exact dezelfde opbouw en zelfs vorm van pilaren waren de platines en bijna alle onderdelen uit ijzer in plaats van messing.
Het anker was vervangen en was heel sleets waardoor de klok scheef tikte. Dus moest het anker verzoold worden met hard staal. Op zich niet zo erg omdat het toch niet origineel bleek.
Verbussen bleek zelfs niet nodig enkel tappen een beetje polijsten. Wel moeten de stalen gewichten uit de twintigste eeuw nog vervangen door iets zwaardere gewichten in messing en lood. De provisorische katrollen moeten vervangen door fraaie messing of pokhouten exemplaren. De gewichten hingen voor de restauratie gewoon zonder katrol met staalkabel op de opwindtrommels (gruwel).
Ondertussen is het uurwerk gereinigd, hersteld, getrommeld en gemonteerd en geolied. De afstelling is zo goed als klaar.
Voor meer informatie over Jean Grimar uit Charleroi en zijn zoon Jean-Gabriel Grimar uit Ath verwijs ik graag naar mijn artikel in Tijdschrift het blad van de Klokkenvrienden in Nederland.
Wordt vervolgd…