Prenten zijn soms een historische bron. Een beeld van een visuele cultuur. Met of zonder context. Dikwijls een puzzelstukje dat opduikt, niet zelden in de foute puzzel.

Dat heeft te maken met de commerciële kant van het uitgeefbedrijf. Koperplaten om te drukken gingen vaak over van uitgever op uitgever. Zo kochten Blaeu en Visscher massaal oude koperplaten op om hun publicaties te illustreren met opvallende gravures. Ze gingen daarvoor vooral naar Antwerpen. Meestal verkochten weduwen of erfgenamen die platen. Een enkele keer waren ze eigendom van de auteur die ze ter beschikking stelde van zijn uitgever.

Bij deze plaat gaat het over een zeer apart verhaal. De afgebeelde man is ‘de Cicero van Enkhuizen‘. Het is een prachtige prent gestoken door de Antwerpse graveur Jan Wierix. De tekst is van ‘G. Brand’. Dat laatste is een moeilijke, althans op het eerste gezicht.

Er zijn immers meerdere kandidaten voor Brand en geen van alle bijzonder bekend. Van een zestiende eeuwse uurwerkmaker tot een rederijker. Toch weten we bijna zeker wie de schrijver was. Gerard Brandt was immers een dichter en geschiedschrijver. Biograaf onder andere van P.C. Hooft.

De arts François Maelson (wiens portret we zien) was tevens diplomaat en bestuurder. Hij onderhandelde voor de opstandige Nederlanden in Londen en Denemarken.

Francoys of François Maelson is een zeer intrigerende figuur. Samen met Philips van Marnix, Heer van St. Aldegonde zonden de Staten François Maelson, als ‘gezant‘ naar Engeland. Om te onderhandelen met koningin Elizabeth I. Met als ‘brief’ ‘onder zekere nader te beramen voorwaarden, de oppermagt over Holland en Zeeland aan te bieden’.

Dit gebeurde na de ‘Gentsche Vredehandeling‘. De Pacificatie van Gent met andere woorden. In 1577 terwijl Willem van Oranje en de Staten probeerden te onderhandelen met Don Juan.

De Staten van Holland en Zeeland weigerden te ondertekenen. Don Juan verbrak het akkoord en de Opstand of Tachtigjarige Oorlog ging een nieuwe fase in. De eendracht van de Nederlanden kalfde nadien af. De Keulse Vredeshandel mislukte. Vooral door eigenzinnig optreden van de Hollanders en de Gentenaars enerzijds en anderzijds de stuursheid van Philips II in Madrid. Die twee extremen dreven vooral de Brabanders en in mindere mate vele Vlamingen bijna tot wanhoop.

Na de dood van Don Juan zou Alexander Farnese de Spaansgezinden en de malcontenten (bestaande uit Franstalige katholieke adel) rond zich weten te scharen. Het hoogtepunt van die nederlaag dankzij het toenemende particularisme bij de opstandelingen was de val van Antwerpen in 1585. Dit vormde tevens het persoonlijke drama van buitenburgemeester Marnix, die zich moe en ontgoocheld afkeerde en zich terugtrok in Souburg. Een openlijke breuk met de Oranje-kliek en een mislukte toenadering tot Farnese knakten Marnix mentaal. Kortstondig zou hij nog terugkeren uit zijn vrijwillige ballingschap om in Leiden aan de universiteit te doceren, maar zijn rol was uitgespeeld en zijn bobijntje liep af. Marnix’ reputatie was om zeep tot in de negentiende eeuw toen Nederlandse calvinistische nationalisten en Vlaamsgezinde vrijdenkers Marnix herontdekten.

Of Maelson een vriend van Marnix was of gematigde Nederlander van de middenpartij valt zonder relevante archiefstukken nauwelijks te beoordelen. Wat we wel weten is dat de middenpartij poogde Matthias van Oostenrijk als landvoogd door te drukken. Terwijl Oranje juist de tegen-landvoogd Matthias probeerde te overvleugen en zelf liever een Franse landvoogd installeerde. Met het debacle van de Franse Furie tot gevolg in 1583, die nota bene het gezag van Oranje danig deed verminderen.

Wat de persoonlijke positie van Maelson was weten we niet. Marnix was de man van Oranje. Was Maelson de man van de middenpartij? Of was hij een client van Oranje? Maelson was een rederijker. Die waren bijna allemaal zeer betrokken en behoorden hetzij bij de middenpartij, hetzij bij de aanhangers van Oranje. Het verschil liep meestal langs twee breuklijnen: hoge ambtenarij/ambtsadel versus oude adel en religieuze tegenstellingen (doopsgezind, katholiek, calvinistisch of katholiek). In veel gevallen een combinatie van die twee.

Jan Wierix stak dit portret. De katholiek Wierix die in Antwerpen woonde was een tijd op de vlucht in het Noorden in de jaren 1570 wegens een moord tijdens een caféruzie in Antwerpen. Maar de datering van het portret is 1592. Een moment waarop hij in Antwerpen leefde en werkte (en zoals de meeste Wierixen berucht was wegens overmatig drinken en slempen, met chronisch geldgebrek tot gevolg). Terwijl Maelson in de opstandige provincies een niet onbelangrijke rol speelde (zelfs na de dood van Oranje in 1584). Zo moest hij in 1584 – net voor de moordaanslag op Oranje – met Paulus Buis (Busius) en Rutger VI Van den Boetzelaer de Hollandse steden overtuigen Oranje aan te stellen als gezaghebber in plaats van Philips II. De zogenaamde Acte van Opdragt. Dit zou de Prins van Oranje de facto de soeverein maken van Holland en Zeeland.

De advocaat Paulus Buis was een dichte medewerker van Oranje. De Geldserse edelman Boetzelaer was onderhandelaar voor Oranje bij de Pacificatie van Gent, de vorming van de Unie van Utrecht en de Akte van Opdracht en het geven van de titel ‘Graaf van Holland’ aan Oranje. Als nest van zeer hevige hervormden komt de familie Van Boetzelaer veel ter sprake in het boek In Opstand! van Pieter Serrien (de link van mijn recensie van de boek). De familie zou na de dood van Oranje nog generaties kunnen rekenen op benoemingen dankzij de Oranjes.

Dit laatste doet vermoeden dat Maelson wel degelijk een client van Willem van Oranje bleek. De moord op 10 juli 1584 door Balthazar Geraerts maakte een einde aan die Akte van Opdracht (begonnen in 1581 na het Plakkaat van Verlatinghe en na de Franse Furie in 1583 een openlijk vertoon van de vorstelijke ambities om Graaf van Holland te worden door Oranje).

We kunnen er dus min of meer van uitgaan dat tussen 1571 en 1584 François Maelson een diplomaat was in de entourage van Willem van Oranje. Blijkbaar stond hij nadien ook goed met de jonge Maurits van Nassau (zoon van Willem van Oranje). Huyghen van Linschoten vermeldde Maelson in zijn opdracht aan prins Maurits als ‘raad van state’. Linschoten deed dit in Reys-gheschrift van de navigatien der Portugaloysers in Orienten dat verscheen in 1595. In die periode probeerde Maelson als pensionaris van Enkhuizen de vaart op China en Japan te stimuleren.

In 1660 verscheen een stadgeschiedenis van Enkhuizen. Ze werd geredigeerd door Hendrik Pieterszoon Avocaat op basis van nagelaten geschriften van Francoys Maelson. En hiermee hebben we de reden voor de opname in het werk van Brandt. Geeraert Brandt gebruikte allicht ook dezelfde bronnen voor zijn stadsgeschiedenis die in 1666 verscheen.

De eerste druk van het genoemde verscheen in 1666. De prent staat op bladzijde 184. Dat is circa 84 jaar na het maken van de zilverplaat.

De pagina in het boek.

Het gaat om een halffiguur van een zittende man, schuin van voren op de rechter zij gezien, het hoofd 3/4 van rechts. Dat is de klassieke portrethouding in de Nederlandse kunst.

Onder het portret staat een lofdicht van zes regels van de hand van Gerard. Brandt. De handen van de man rusten op een tafel. In de linkerhand heeft hij een paar handschoenen en in de rechterhand een opgerold stuk papier. De man is gekleed in een jak en geplooide kraag. Hij draagt een ereteken om de hals en heeft een mantel om de schouders geslagen.

In de linker bovenhoek is een wapen met drie rozetten voorgesteld, en de tekst ‘1592 ætat 54’. Die datering vormt een probleem. Ten eerste omdat portrettist en geportretteerde in twee andere streken leefden en werkten. Streken die in oorlog waren. Het Twaalfjarig Bestand zou pas in 1609 volgen. Vrij reizen was niet evident.

Op de prent bovenaan staat de leeftijd niet. Wel de signatuur van de maker. Een pijl onder: IHW.

De tekst biedt uitleg. ‘Dus heeft men MAELSONS beelt in zilver uitgesneden, Enkhuizens Cicero, de mondt van Seven Steden, Den wijzen Raat van Staat, […]; G. Brand.’

Het gaat dus over een zilverplaat, zoveel is duidelijk dankzij het lofdicht. Zilvergravure is iets waar de familie Wierix om bekend stond. Op zich is het geen ongebruikelijke zaak om een zilveren gravure te maken (soms naar een oudere kopergravure). Met dat verschil in koper is de afbeelding in spiegelbeeld om te drukken in zilver leesbaar om te bekijken. Zie daarvoor het artikel op deze site over Karel Van Utenhove.

Dat brengt ons bij de vraag drukte men deze prenten met de bewuste zilveren plaat? De kans is klein. Van de zilveren plaat werd allicht een koperplaat in spiegelbeeld gemaakt. Daarop werd dan de tekst van de auteur gegraveerd. Dat verklaart misschien ook dat van de prent zonder die tekst uit de zeventiende eeuw geen exemplaren gevonden zijn. Dat verklaart ook dat de prent verscheen lang na het overlijden van geportretteerde en van de graveur.

Een interessante vraag is of Maelson in Antwerpen een portret liet graveren door Jan Wierix om als auteursportret te dienen bij een publicatie van zijn ‘geschiedenis’. Die publicatie kwam er bij zijn leven nooit.

Nog één weetje om af te sluiten. Naar die prent werd later een ander portret gegraveerd waar Maelson als syndicus van West-Friesland afgebeeld staat.