De dienstenchequesector beweert failliet te gaan als Vlaamse regering geen extra 5 euro geeft per dienstencheque. Ten eerste is daar geen budgettaire ruimte voor. Ten tweede lijken er goede redenen om dat niet te doen. Namelijk het hele verdienmodel en de praktijken bij dienstenchequebedrijven.

Dienstenchequebedrijven leveren vooral huishoudhulpen. Poetsvrouwen dus. Het was de oorspronkelijke bedoeling van de overheid om kuisvrouwen uit het zwartgeldcircuit te halen via de dienstencheques. Om uitbuiting tegen te gaan, maar evenzeer omwille van fiscale motieven of uiteraard het kunnen schorsen van werklozen die in het zwart werkten.

Bekende namen zijn Trixxo, het Poetsbureau enzovoort. De Vlaamse overheid legt dienstenchequebedrijven een formele erkenning op. De voorwaarden zijn niet erg streng. Vlaanderen erkent niet enkel bedrijven, maar ook vzw’s, plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA), OCMW’s enzovoort. Eigenlijk is er maar één belangrijke voorwaarde: een aparte boekhouding voeren voor de dienstenchequeactiviteiten. Het draait tenslotte om het uitdelen van belastinggeld.

Drie werkgeversfederaties uit de dienstenchequesector voeren al een tijd campagne voor extra (belasting)geld. Afgelopen week vroegen ze om vanaf 2024 de inruilwaarde van de dienstencheque met 5 euro op te trekken. Vlaams minister van Werk Jo Brouns (CD&V) wees de vraag beleefd af.

Tweederde op kosten belastingbetaler

Waarover gaat het? De inruilwaarde van een dienstencheque is 26,98 euro per gepresteerd uur. Daarvan betaalt de overheid 17,98 euro. De consument betaalt per cheque 9 euro, waarvan 1,8 euro fiscaal terugvorderbaar is. De kuisvrouw via ‘erkend dienstenchequebedrijf’ kost de Vlaming dus netto iets meer dan 7 euro per uur. Qua dienstencheques is vanaf 1 januari 2023 het minimale brutoloon 13,10 euro per uur. De kuisvrouw krijgt netto uiteraard minder op haar rekening.

Het Vlaams Platform Dienstencheques, Federgon en Zorggezind willen dus per dienstencheque 5 euro extra. Wie die 5 euro moet betalen zeggen ze niet, maar met enig gezond verstand kan ervan uitgegaan worden dat ze daarbij aan de overheid denken aangezien ze de minister de vraag stelden.

Het gaat in dit dossier helemaal niet over een hoger uurloon van de kuisvrouwen die het gros uitmaken van de diensten die met dienstencheques betaald worden. Het gaat over de hogervermelde inruilwaarde van ongeveer 27 euro. Dat moet 32 euro worden.

Minister Brouns zei dat hij begreep dat ‘het verdienmodel in die sector onder zware druk staat’. Brouns wil zelfs de financiering herbekijken. Daarmee legt Brouns de vinger op de wonde. Brouns wees ook op het tweede heikele punt: ‘de lonen van de dienstenchequesmedewerkers zijn relatief laag’.

Kuisvrouwen kosten belastingbetaler 1,3 miljard euro

De hele discussie gaat dus eigenlijk niet over een hogere bijdrage voor een huishoudhulp, maar over een verdienmodel. De financiering van de dienstencheques kost de Vlaamse overheid 1,3 miljard euro.

Wie balansen en resultatenrekeningen leest op de website van de Balanscentrale van de Nationale Bank schrikt zich bij de dienstenchequebedrijven een hoedje. Dat laatste deed Graydon in een studie over de dienstenchequesector. De helft van de dienstenchequebedrijven bleek verlieslatend. Zelfs de gezonde bedrijven zijn ‘niet schokbestendig, omdat ze geen of weinig reserves hebben’.

Alvorens dus over extra belastinggeld te praten loont het zeker de moeite om het verdienmodel en de bedrijfsvoering achter die klagende dienstenchequebedrijven eens onder de loep te nemen.

Klopt het verhaal dat dienstenchequebedrijven failliet gaan als ze niet meer krijgen? En zo ja, zou extra geld helpen om dit te voorkomen? Wie de balansen leest kan niet anders dan vaststellen dat het eigenlijk allemaal bescheiden Kmo’tjes zijn. Tijdens het rondbellen bleek dat de bedrijfsvoering meestal van mild megalomaan tot ronduit krankzinnig varieert. Uiteraard wou niemand die commentaar on-the-record geven.

Wat vertelden de betrokkenen zoal off-the-record? De dienstenchequebedrijven werken allemaal met een systeem van bonussen aan hun kantoorpersoneel. Zowel voor het klanten binnenhalen als voor het vinden van poetshulpen enzovoort. Daarnaast krijgen de kantoormedewerkers bijna allemaal een bedrijfsauto en een smartphone. Wie de maandelijkse of wekelijks quota haalt mag rekenen op een snoepreisje. Verder deelt de sector premies van honderden euro’s uit aan management en kantoorpersoneel.

Qua kostenstructuur komen daar de dure kantoren in winkelstraten of winkelcentra in alle steden bij. De KMO’tjes in de dienstenchequesector wanen zich een multinational zoals Randstad en geven fortuinen uit aan commerciële huur. Op dezelfde manier benaderen ze marketing en reclame. Welke normale KMO haalt het in zijn hoofd om een evenementenhal te sponsoren zoals de ‘Trixxo-arena’ in Hasselt?

Knelpuntberoep dienstenchequeconsulent

Niet enkel de dure huren, overdreven variabele verloning en reclamebudgetten passen niet bij het verdienmodel. De meeste kantoren draaien op deeltijdse (vrouwelijke) medewerkers en stagiairs. Die stagiairs vormen een merkwaardig verhaal op zich. De Vlaamse dienst voor arbeidsbemiddeling organiseert dat in samenwerking van de sector. De VDAB zette immers dienstenchequeconsulent op de lijst met knelpuntberoepen. Daarom probeert de VDAB zoveel mogelijk langdurige werklozen een opleiding dienstenchequeconsulent te geven en te plaatsen in de sector. Die moeten dan maanden onbetaalde stage doen. De sector krijgt bovenop de financiering van tweederde van de omzet door de overheid ook nog gratis werkkrachten dankzij de VDAB. Op die manier lijkt het of in elk dienstenchequekantoor altijd twee tot drie werknemers aanwezig zijn.

Een klassiek voorbeeld van een middle man als knelpuntberoep. Iemand die marge verdient op transacties tussen diegene die presteert en diegene die betaalt. Een op zijn minst merkwaardige invulling van een ‘knelpuntberoep’. Eigenlijk draait alles om de databanktoepassing met huishoudhulpen en klanten. Beschikbaarheid koppelen aan vraag. Dankzij informatietechnologie zijn dure structuren en vele personeel niet nodig om vraag en aanbod te koppelen.

De conclusie is dat de dienstenchequesector een uitvinding is van politici en ambtenaren die de dienstencheque invoerden omwille van fiscale of administratieve in plaats van economische redenen. Het is geen economische sector met een normaal verdienmodel. In alles lijkt het een veredelde ambtenarij. Waar het management multinationals na-aapt. De omzet komt van marges nemen. Centje procentje met andere woorden. Het bestaan van de dienstencheque is de enige reden om via erkend dienstenchequebedrijf te werken. Zonder de fameuze ‘inruilwaarde’ waarbij de overheid met belastinggeld tweederde betaalt, stort het hele verdienmodel in. Gelukkig zal de onderbetaalde poetsvrouw van de eventuele meltdown weinig merken, want over haar gaat het nooit.