
Vandaag gaat het over een zeer gevaarlijk onderwerp. Het toeschrijven van een portrait à la française. Dat is een tekening in potlood met het gezicht in pastel. Een Parijse vernieuwing en een rage in de tweede helft van de 16de eeuw. Eén van mijn favoriete kunstvormen trouwens.
Het genre is eigenlijk een hofportret dat later kort populair werd buiten het Franse hof. Ik geef alvast twee prachtige voorbeelden.


Waar iedereen altijd elk portrait à la française meteen toeschrijft aan Clouet waren er meer portraitistes actief in die periode. De belangrijksten waren de famille Dumonstier : Jean en vervolgens Geoffroy die werkten als boekverluchters en graveurs, Etienne, Pierre en Cosme die tekenaars waren aan het Franse hof en tenslotte Pierre II.
Verder waren Jean Decourt, François Quesnel (van Schotse afkomst), Corneille de la Haye (dit de Lyon), Benjamin Foulon (een neef van François Clouet), Pierre Gourdelle (met zijn eigen atelier wie hij gravures uitgaf), Marc Duval wiens dochter Elisabeth bekend stond als “peintre de creons” (dat wil zeggen pastelliste) en de monogrammist IDC (mogelijks de eerder genoemde Jean Decourt).
Waarom vertel ik dit allemaal? Omdat het te maken heeft met één van mijn onderzoekjes. Ik ben al sinds 1994 bezig met een privé-projectje rond Blaise de Monluc. Zowel een graphic novel als een wetenschappelijke publicatie en een vertaling van literair of historische significante passages. Meer nieuws volgt hier misschien later.
Monluc was maarschalk van Frankrijk en zijn lijfsspreuk was deo duce, ferro comite. God is de gids en het ijzer vergezeld hem. Dat ijzer zat in ijzerwreter Monluc. Zijn symbool was een dolk zoals nu trouwens nog altijd bij de para-commando’s of special forces.

Blaise de Monluc (1500 of 1502- 1577) was een Franse beroepsmilitair. Geliefd en gehaat. Na het dienen van vier koningen in Italië, Vlaanderen en uiteraard tijdens de Franse godsdienstoorlogen leverde hem dat problemen op. De tijdelijk verzoende calvinisten eisten zijn hoofd. Bij gebrek aan echte argumenten begon een onderzoek naar de boekhouding tijdens enkele belegeringen. Een smeercampagne. Dankzij zijn jongere broer Jean besloot hij zich te verdedigen via een boek. Zoals de Commentarii van Julius Caesar. Jean hielp bij de opzet en de redactie. Jean de Monluc was een dominicaan, bisschop en vooral Franse diplomaat. Zelf kwam Jean in Rome een paar keer in nauwe schoentjes door zijn verzoeningsgezinde standpunten ten opzichte van de protestanten. Deze erudiete en ruimdenkende clericus genoot de steun van Catherine de Médicis en onder andere de zogenaamde ‘politiques‘.
De Commentaires verschenen postuum, maar zijn een uniek boek door de toon, het taalgebruik, de vertelde historische feiten en de adviezen. Monluc voorzag het van vele tips & trics voor militairen. Henri IV (die van Paris vaut bien une messe) noemde het boek een brevier voor de soldaat. Maar daarover kan u hier later nog veel lezen.

Vandaag hebben we het over de portretten à la française. Veel portretten van Blaise de Monluc zijn er niet te vinden. Merkwaardig zelfs geen enkel in zijn boek dat postuum werd uitgegeven met tal van toen gebruikelijke grafredes ter zijner ere. Florimond de Raemond en Pierre De Brach waren de belangrijkste gangmakers.
Van Monluc kennen we dus enkel prenten van na zijn dood (onder andere bij Thevet). In zijn paleis in Agen of zijn kasteel in Estillac is niks meer te zien tegenwoordig. Misschien is er een goede reden voor die afwezigheid van portretten. Zijn door een schot van een haakbus verminkte gezicht was zelf legendarisch. Zo zou Monluc een lederen masker gedragen hebben om zijn neus te verbergen. Edmond de Rostand verwerkte dit anekdotische gegeven trouwens in zijn toneelstuk Cyrano de Bergerac dat zich bijna een eeuw later afspeelt.

het bewuste potret à la française
Het portret dat vrij recent aan Monluc gelinkt werd en aan Jean Clouet werd toegeschreven, lijkt me correct qua voorwerp, maar niet noodzakelijk qua toeschrijving. Stilistisch kan het even goed door één van de Dumonstiers, Antoine Caron of bijvoorbeeld Pierre Gourdelle getekend zijn.

Veel werk werd en wordt aan Jean Clouet toegeschreven. Dat is vanwege de kwaliteit en de faam van deze in Brussel geboren portrettist. Alleen is Jean Clouet of Jehannet eigenlijk te oud in mijn ogen. Gelukkig hebben we de rekeningen van het Franse hof. Onder François I werd Jean Clouet aan het hof betaald. Kijk naar de titel en de data (l.t. zijn livres tournois of Tourse ponden).
peintre et valet de garde-robe | 1516–1518 | 180 l. t. |
peintre et valet de garde-robe extraordinaire | 1519–1522 | |
1523 | 240 l. t. | |
peintre et valet de chambre |
Zijn zoon François Clouet werd ook hofschilder en gebruikte dezelfde bijnaam.
François Clouet dit Jehannet | peintre et valet de chambre | 1540–1544, 1546 | 240 l. t. |
Onder Henri II werd François Clouet weer hofschilder:
François Clouet dit Jehannet | peintre et valet de chambre | 1547–1551, 1556, 1558, 1559 | 240 l. t. |
Net als onder François II:
François Clouet dit Jehannet | peintre et valet de chambre | 1559, 1560 | 240 l. t. |
En uiteraard ook onder Charles IX:
François Clouet dit Jehannet | peintre et valet de chambre | 1572 | 240 l. t. |
Voor een groot deel van die periode kunnen we stellen dat Monluc gewoon niet in de buurt was om geportretteerd te worden. Hij klom immers op van relatief lage rang. Monluc was van lagere, arme adel uit de streek van Condom. Eerst was hij page in het gevolg van de Lotharingse hertogen. Al snel werd hij soldaat in Italië waar de Fransen in de eindeloze oorlogen met Karel V verwikkeld waren.
François Clouet is een mogelijke auteur van het portret. Dan zitten we immers in de tijd van het portret van Monluc. Maar er zijn andere kandidaten:
Antoine Caron | « maistre paintctre et enlumyneur du roy » (non couché sur les états) | 1571 | 500 l. t. (don) |
maître peintre demeurant à Paris (non couché sur les états) | 1572 | 125 l. t. (don) | |
dessinateur et enlumineur du roi | 1572 | 125 l. t. (don) |
Onder Henri III blijft Caron één van de kandidaten.
Antoine Caron | peintre et valet de chambre (non couché sur les états) | 1580 | – |
Maar ook de Dumonstiers:
Cosme II Dumonstier | peintre | 1583, 1585, 1587 | 300 l. t. (100 écus) |
Étienne Dumonstier | peintre | 1584 | – |
peintre et valet de chambre [de la reine mère] | 1586-1588 | 400 l. t. (133 écus 1/3) |
Indien we kijken naar de andere mogelijke kandidaten die werkten als hofschilder voor Catherine de Médicis, koningin en koningin-moeder (1547–1589), komen we misschien dichterbij. Ook daar vinden we de betalingen voor mogelijke kandidaten:
Cosme II Dumonstier | peintre et valet de chambre | 1577 | – |
1583, 1585, 1587, 1588 | 300 l. t. (100 écus) | ||
1588 (don) | 6450 l. t. (2150 écus) | ||
Étienne Dumonstier | peintre et valet de chambre | 1568–1570, 1577 | 400 l. t. |
1583 | 600 l. t. | ||
1588 (don) | 2400 l. t. | ||
Geoffroy Dumonstier | peintre de la reine (non couché sur les états) | 1573 | – |
Pierre Dumonstier l’aîné | peintre et valet de chambre | 1583, 1584, 1587, 1588 | 300 l. t. |
Pierre Gourdelle (Gourdel) | peintre et valet de chambre ordinaire | 1580, 1583, 1587, 1588 | 400 l. t. (133 écus 1/3) |
Catherine werkte met vele kunstenaars, waaronder de briljante Jooris van der Straeten uit Gent, waar nog veel te weinig onderzoek naar gedaan is. Die laatste kwam in Parijs terecht via koningin Elisabeth van Oostenrijk (1572–1574) en werkte ook voor koninging Louise van Lotharingen (1575–1589). Zijn stijl qua portrait à la française is nochtans helemaal anders.

Wat tegen de Dumonstiers pleit is dat ze werkten voor de Bourbons (prinsen van bloed en dus legitieme afstammelingen in mannelijke lijn van een Franse koning) of beter gezegd het huis van Navarra. Meer bepaald voor Marguerite de Navarre (zus van de koning) en de protestantse Jeanne d’Albret (koningin van Navarra en moeder van koning Henri IV). Die kliek waren de ganse carrière van Monluc zijn tegenstanders.
Hoewel hij begon als een beschermeling van de Guises, was Monluc altijd een trouw dienaar van de Franse (katholieke) koningen. De Ligue begon trouwens pas na de actieve carrière van Monluc in circa 1570. In 1574 ontving hij de eretitel Maréchal de France. Tussen 1570 en 1576 broeide er wat, maar Monluc bleef wijselijk thuis herstellen van zijn arquebusade en schreef aan zijn Commentaires in die periode. Pas in 1576 kan je spreken van de Eerste Ligue. Dat is nog geen katholieke opstand tegen een katholieke koning. Vervolgens breekt een zesde burgeroorlog uit die later de naam zesde godsdienstoorlog meekreeg (in de 19de eeuw). Pas na de Tweede Ligue vormt deze een bedreiging voor de monarchie, maar dan is Monluc al overleden.
De auteur van de tekening moet voor 1577 aan het hof gewerkt hebben (jaar van overlijden van Monluc). In 1570 liep hij zijn arquebusade op en begonnen zijn vijanden de smeercampagne. Het lijkt logisch dat het portret van voor die datum dateert. Tussen 1570 en 1576 schreef hij immers de Commentaires en leefde relatief teruggetrokken in Agen en Estillac waar hij op 24 juli 1577 stierf. Relatief teruggetrokken want hij was goed bevriend met Michel de Montaigne, Pierre De Brach, Florimond de Raemond en andere katholieken uit de buurt van Bordeaux. De Commentaires verschenen pas in 1592 posthuum bij dezelfde uitgever als de Essais van Montaigne. Millanges in Bordeaux. De Essais verschenen overigens in 1580 en Montaigne begon ze te dicteren in 1572.
Zowel van de Essais als van de Commentaires bevindt zich een exemplaar in de bibliotheek van het Museum Plantin Moretus. Christoffel Plantin stierf in 1589 dus zelf zal hij alvast de Commentaires niet gekocht hebben, maar de Essais misschien wel.
De periode 1560 tot 1570 doet een boel kandidaten afvallen. Daaronder ook Caron en Gourdelle. Puur op uitvoering twijfelde ik tussen François Clouet en Pierre Gourdelle (1540-1590). Gourdelle was peintre et valet de chambre ordinaire du roi. En behield dit titel onder Henri III, tegelijk werkte hij voor de koningin-moeder. Enig tegenargument is dat hij vanaf 1587 gegraveerde edities liet uitbrengen van zijn tekeningen of portretten en daar zit geen van Monluc tussen. Hij trouwde overigens met de dochter van de schilder Antoine Caron. Gourdelle stierf na 1588. Van een door verschillende internationale auteurs geprezen tekenaars zoals Marc Duval hebben we geen voorbeelden. Net als van andere portrettisten.
Mijn conclusie is dan ook dat de enige plausibele toeschrijving die aan François Clouet lijkt en zeker niet aan Jean Clouet zoals bij de BNF en Wikipedia staat te lezen. En ik heb nog een laatste argumentje. François Clouet portretteerde mannen blijkbaar meestal met hoofddeksel.

Een reactie achterlaten
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.