Deze recensie verscheen eerder in mei 2017 in Civis Mundi.

Andrew Pettegree behandelt Maarten Luther en diens invloed op het boekbedrijf in de zestiende-eeuw. In 2017 is het 500 jaar geleden dat Luther zijn 95 stellingen op de poort van de slotkerk in Wittenberg nagelde. Voor velen het begin van de reformatie. De zeer aimabele professor Pettegree, vooral gekend van zijn werk voor USTC aan St Andrews in Schotland leverde zeker geen gelegenheidsboek af.[1]

De Nederlandse vertaling mikt op een groter publiek en dat is misschien jammer omdat het ook inhoudt dat de voetnoten helemaal naar achter in het boek verbannen zijn en de lezer verstoken blijft van een bibliografie. Met de huidige druktechniek zonder meer een schande en een voorbeeld van misplaatste zuinigheid van de Amsterdamse uitgever. De misvattingen over voetnotenapparaat en bibliografie bij Nederlandse uitgeverijen mogen eindelijk eens worden bijgesteld.

Pettegree geeft zijn bronnen maar bewijst tevens welk een rijkdom de USTC oplevert bij het schrijven van een boek zoals Het merk Luther. De gedrukte polemiek en tal van toevalligheden zorgden voor een explosie in het aantal publicaties in Duitsland en op enkele decennia tijd verschenen in Duitsland viermaal zoveel publicaties als in Italië. Waar Italië het belangrijkste drukcentrum was voor Luther, vormde nu Duitsland de bakermat van vernieuwing en productie.

Marktwaarde Luther als auteur

Volgens Pettegree begon alles vrij onschuldig met een Duitse monnik/professor die 95 in het Latijn opgestelde stellingen op de poort van de slotkerk nagelde. Op zich om twee redenen niets bijzonders. Ten eerste diende de deur als ad valvas van de universiteit en ten tweede verschenen regelmatig kritieken van humanisten en geleerden op de Kerk. De keuze voor het Latijn beperkte de discussie tot de geschoolde klassen wat normaal nooit zo’n domino-effect zou gehad hebben. Pettegree schets echter zeer duidelijk hoe het schrijftalent, de politieke attitude van Luther, de keuze voor de volkstaal en de politieke en economische context de eenheid van het westerse Christendom overhoop zou gooien.

Luther viel ook de aflatenhandel uit Rome aan. Hiermee kon hij volgens Pettegree op vele Duitse vorsten en lokale overheden rekenen die geen muntgeld uit hun economie wilden zien stromen. Liever steunden ze lokale aflaten om lokale kerken en charitatieve initiatieven te steunen. In het geval van de gehate Sint-Pietersaflaat ging één derde naar de lokale kerk en de rest naar de orde die ze verkocht en Rome. Die economische motieven sloten tijdelijk aan bij de fundamentelere kritiek van Luther. Daarom ook dat hij zijn preken tegen de misstanden van de aflatenhandelaars zowel in het Duits als het Latijn liet uitgeven in 1517.

Ein Sermon vom Ablaß und Gnade droeg weinig bij tot het theologische debat, maar de boekindustrie die goed verdiende aan de aflaten (die in enorme oplagen gedrukt werden) keek met belangstelling naar de marktwaarde van de auteur Luther. Het vlugschrift bleek een enorm publiekssucces. De bondigheid, de klare taal en vooral dan de landstaal zorgden voor massale en ogenblikkelijke roofdrukken in Neurenberg, Augsburg en Bazel.

Met Luther viel dus geld te verdienen. Veel drukkers drukten dus zowel Luther als aflaten. De tegenstanders van Luther bleken echter geen verkoopsucces. Enerzijds door hun traagheid en ook door een gebrek aan literair talent. Zelfs de enkele keren dat ze in de landstaal ageerden moesten ze de hele oplage zelf financieren om het pamflet uitgegeven te krijgen. Pettegree legt de vinger hier op een zeer belangrijk element. De boekindustrie is een commerciële activiteit. Hij verwijst ook naar Christoffel Plantin die probeerde Lutherse drukken via bijhuizen te slijten.

Bestseller

Dynastieke ambities zorgden voor een groeiend aantal universiteiten in het Heilige Roomse Rijk. Hoewel meestal bedoeld om hoge ambtenaren en priesters op te leiden kregen ze steeds meer belang in het internationale debat door de boekdrukkunst. Thomas More en Desiderius Erasmus kenden internationale roem dankzij hun pen, maar hun publicaties verschenen in de universiteitsstad Leuven.[2] Wittenberg daarentegen bleek een klein stadje met slechts één drukkerij van slechte kwaliteit die vooral voor de universiteit en de keurvorstelijke administratie drukte.

Luther zou echter dankzij een enorme productiviteit als auteur en een handige strategie Wittenberg tot een drukkerscentrum maken. Die strategie bestond uit het opzetten van een kwalitatief hoge kwaliteit van drukwerk dankzij twee financiers (de kunstschilder Lucas Cranach en de goudsmid Christian Döring). Cranach en Döring konden in het kleine Wittenberg snel opklimmen tot het patriciaat en het stedelijk bestuur. Elders zou die deur voor hen gesloten gebleven zijn. Cranach beschikte over de ateliers om drukpersen in te plaatsen, hij kocht een papiermolen en bovenal hij ontwierp de houtsneden die het Lutherse drukwerk haar eigen gezicht gaven. Die grafische kwaliteit droeg zeker bij tot het succes en de herkenbaarheid.

Luther van zijn kant wenste geen vergoeding voor zijn werk en eiste dus geen auteursrecht. Zolang hij succes had als auteur konden drukkers grof geld aan zijn werk verdienen. Luther lokte ook gekwalificeerde drukkers naar Wittenberg, zoals hij zich ook ingespannen had om bekende geleerden naar de universiteit te lokken. Ten tweede verdeelde Luther zijn publicaties over verschillende Wittenbergse drukkerijen zodat een bloeiende sector ontstond in het provinciale stadje in Noordoost-Duitsland.

Grafische innovatie

Op zich toch een opmerkelijk verhaal aangezien Wittenberg pas in 1502 bij de oprichting van de universiteit één drukpers bezat die de docent Nikolaus Marschalk meebracht uit Erfurt. Rhau-Grunenberg, de enige drukker tussen 1508 en 1517, leverde zeer ouderwets en ondermaats werk. Hoewel in Wittenberg boeken uit de klassieke drukcentra circuleerden ging Rhau-Grunenberg niet met zijn tijd mee.

Eén van zijn grootste beperkingen lag in het aantal lettertypes en het gieten van lettertypes vormde de kern van het probleem. Een drukpers bleek een eenvoudig houten apparaat, maar loden letters en kwalitatief papier vormden in de perifere gebieden een moeilijk te krijgen materiaal. De gewiekste handelaar Cranach stak zijn geld in de drukkersbranche. Met zijn eigen papiermolen had ie ook steeds voldoende papier. Andere uitgevers gaven drukkers papier en in ruil voor het drukken mochten ze een bepaald aantal riemen papier afnemen in ruil voor half zoveel bedrukte vellen. Papier maakte volgens Pettegree zowat 50 procent van de kosten van een boek uit.

Een ander voordeel voor de branche was dat de werken van Luther meestal relatief kort waren en dus geen immense investering vergden en geen voorraden bedrukt papier opgebouwd werden. Drukkers in andere steden drukten wat goed verkocht snel na. Zo ontstond snel een trending topic zoals bij sharen en liken op sociale media. Pettegree geeft aan in welke mate Luther veruit het grootste deel van de publicaties voor zijn rekening nam.

Explosie qua oplage en edities

In 1522 waren in totaal 828 edities van Duitstalige werken verschenen. De komende acht jaar kwam daar 1245 edities bij. Pettegree beschrijf op zeer diepgravende en leesbare manier hoe die omslag plaats vond. Cranach die zich de techniek van de houtsnede eigen had gemaakt had goud in de handen. Een houtsnede kon samen met lood gezet en in één drukgang gedrukt op papier. Met gravures kon dit niet en moesten tekst en afbeeldingen apart gedrukt op twee verschillende soorten drukpersen. In Duitsland kende de houtsnede net in die periode haar hoogtepunt. Cranach stelde in zijn kunstwerkenateliers een leger vaklui tewerk. Een ware kunstfabriek.

Een andere belangrijke bijdrage vormden de portretten van Luther door Cranach die Luthers imago in gans Europa mee hielpen bepalen. Pettegree spreekt van de Luther-stijl die bestaat uit de combinatie van een duidelijke vermelding van de auteursnaam en plaats van uitgave aan de ene kant en een omkaderde pagina in een rijkelijke houtsnede.

Waar elders in Europa allerhande afspraken ontstonden om een moordende concurrentie tussen drukkers tegen te gaan via privileges en andere protectiemaatregelen, speelde in Wittenberg Luther zelf die rol door zijn werk te verdelen over verschillende drukkers. Luther hield ook zeer nauw de kwaliteit van het drukwerk in de gaten zoals Pettegree dankzij brieven van Luther tijdens diens afwezigheid netjes aantoont. Zonder die paar maal dat Luther reisde of zich verborg zou dit geheel aan de aandacht van historici ontgaan zijn.

De praktijk van de gesloten beurzen tussen papierhandelaars en drukkers zorgde ook voor minder tussenpersonen. Drukkers konden zeer snel zwaar in de schulden raken door papiervoorraden, maar door dergelijke afspraken konden zowel drukkers als papierhandelaars op de vlugschriften en boeken. Daarnaast bestond een zeer goed netwerk van transporteurs en zij liepen eigenlijk het grootste risico met protestantse geschriften. De lokale boekverkopers staken zich weg achter hen.

Pettegree nuanceert ook een aantal misvattingen over Luther. Het mooiste voorbeeld dat hij geeft zijn de hervormden uit de Lage Landen die Luther in 1531 vroegen om in Antwerpen een geheime geloofsgemeenschap op te richten. ‘Tot hun verbazing en teleurstelling ried hij hun aan om zich te schikken naar de omstandigheden en op betere tijden te wachten.’[3]

Luther bleek wars van politieke onrust en instabiliteit. Reeds in het begin van zijn hervormingen haastte hij zich van de Wartburg naar Wittenberg om wilde beeldenstormerij en egalitaire nieuwlichterij in de kiem te smoren. Pettegree wijst terecht op Luther als op-en-top een Duits fenomeen. Een Duitse auteur van vlugschriften, Bijbelvertalingen, catechismi, gezangen enzovoort. Een aanhanger van Ordnung muß sein. Een realiteit die Keizer Karel dermate ontgoochelde dat hij ze aan zijn broer Ferdinand overliet en abdiceerde. Waar Keizer Ferdinand in het Heilig Roomse Rijk de regel toepaste dat de bevolking het geloof van hun vorst volgde, begon Karels zoon Philips II aan een hopeloze strijd in de Nederlanden en vervreemde de bevolking deels van zich.[4]

Het merk Luther is uitmuntend zowel als biografie van Luther en als boekgeschiedenis van het merk Luther als breekijzer voor een boekensector met haar eerste bestsellerauteur. Een plezier om te lezen. Vol inzichten die eigenlijk niet zo vanzelfsprekend lijken en wars van ideologische premissen. Een boek om grote bewondering voor te tonen.

Bibliografie:

Achterhuis, H. (2016). De koning van Utopia

nieuw licht op het utopisch denken. Rotterdam: Lemniscaat.

Parker, G. (2015). Imprudent King. A New Life of Philip II. New Haven and London: Yale University Press.

Pettegree, A. (2016). Het merk Luther (F. v. d. Waa, Trans.). Amsterdam: Atlas Contact.

Van der Lem, A. (2014). De Opstand in de Nederlanden 1568-1648 De Tachtigjarige Oorlog in woord en beeld. Amsterdam: Van Tilt.


[1] Universal Short Title Catalog (USTC)

[2] Wat dit betreft verscheen een zeer verdienstelijke nieuwe interpretatie van Hans Achterhuis (Achterhuis, 2016)

[3] (Pettegree, 2016)p.386

[4] Twee uitzonderlijk goede boeken beschrijven dit proces excellent. (Parker, 2015; Van der Lem, 2014)