Dit artikel verscheen eerder in Civis Mundi Digitaal #77 op 7 februari 2019.
De politierechter kan de GAS-boetes voor parkeren matigen in Leuven. Het verschil in prijs tussen een parkeerboete uitgeschreven door een politieagent en één door een parkeerwachter die een GAS-boete geeft is discriminerend en schendt het gelijkheidsbeginsel. Het is tevens in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De klacht klinkt trouwens bijna als een mop. De heer Pardon kreeg een boete voor zijn eigen garagepoort waar hij – om de straat vrij te houden voor het verkeer – geparkeerd stond om de sleutel van zijn garage te gaan halen. Uiteraard reed net zo’n boetenbusje voorbij en de camera registreerde Pardons nummerplaat en de Leuvense GAS-boete volgde spoedig. Een verontwaardigde Pardon tekende bezwaar aan bij de Stad Leuven. Zonder resultaat uiteraard zoals altijd bij GAS-boetes (bezwaar indienen bij diegene die het geld gewoon kan opeisen en er bovendien de begunstigde van blijkt, is echt wel bespottelijk). Op 16 januari 2017 wees de Stad Leuven het bezwaar af. In plaats van de verrekte 56 of 111 euro te betalen trok Pardon vervolgens naar de politierechtbank om tegen het verwerpen van zijn bezwaar in beroep te gaan.
De Leuvense politierechter kwam tot de slotsom dat hij een prejudiciële vraag diende te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Normaal kan de politierechter rekening houden met verzachtende omstandigheden, maar bij die GAS-boetes heeft de minister de boetes in een KB vastgelegd om te voorkomen dat steden zelf allemaal verschillende tarieven zouden gaan uitvinden zoals bij hun parkeertarieven. Bij die GAS-boetes is het ook niet de bedoeling naar de rechtbank te gaan. De bezwaartermijn is daarom kort en de stad kan dus bijna meteen deurwaarders op haar inwoners afsturen zonder dat een rechter eraan te pas kan komen. Maar Pardon diende tijdig beroep in bij de politierechter.
De politierechter kon zijn werk echter niet doen zoals bij een strafrechtelijke boete en was gebonden aan het tarief van het KB. Dus deed de politierechter het enige wat hij kan (en eigenlijk zou moeten) doen indien hij een conflict met de grondwet of de mensenrechten vermoedt: hij stelde als bodemrechter een vraag aan het Grondwettelijk Hof te Brussel. Dat rechtscollege onderzoekt het geval dan op de principes zoals gelijkheid, discriminatie enzovoort. Het antwoord van het hof is dan de argumentatie voor de bodemrechter.
De Stad Leuven vond het niettemin ontoelaatbaar dat de rechter een “ruimere appreciatiebevoegdheid” zou hebben dan het stadsbestuur. De Stad Leuven gaf wel toe dat iets niet klopte qua eerlijkheid, maar als de rechter zou gaan matigen dan zouden “kafkaiaanse toestanden” of “machteloze” gemeenten ontstaan. Omdat ook minister Koen Geens (CD&V) zijn KB betreft met camera’s uitgeruste boetebusjes moest verdedigen beweerden de advocaten van de ministerraad dat het Grondwettelijk Hof onbevoegd zou zijn. De ministerraad deelde aan het Grondwettelijk Hof mee dat de rechters de grondwettelijkheid van dat Koninklijk Besluit niet mochten toetsen aangezien het om een uitvoeringsbesluit gaat en niet om een wet. Dit mag een burger raar lijken, maar voor uitvoeringsbesluiten moet de klager inderdaad bij de Raad van State zijn en zes maanden na publicatie in het Belgisch Staatsblad mag dat besluit zo fout zijn als maar kan, dan is het indien niemand vernietiging vroeg bij de Raad van State gewoon rechtsgeldig tot de wetgever daar anders over beslist. Aangezien dit KB van 2014 dateerde hoopte de regering dat het Grondwettelijk Hof (met dit juridisch juiste argument) weer niet het zoveelste stuk krakkemikkige wetgeving naar de prullenmand zou verwijzen. Trouwens zo stelden de advocaten van Geens, de politierechter mag van ons de boetes milderen zoveel hij wil, maar het Grondwettelijk Hof moet van onze ondeugdelijke wetgeving blijven, omdat dit nu eenmaal de regeltjes zijn.
Kortom Stad Leuven en de Ministerraad pleitten allebei tegen de ontvankelijkheid, maar met compleet verschillende en tegenstrijdige argumenten. De Stad Leuven beweerde dat dit niet kon aangezien de hoogte van die parkeerboetes uitgedeeld dankzij met camera-uitgeruste combi’s die de ganse dag rondrijden om de stadskas te vullen bij Koninklijk Besluit van 9 maart 2014 vastgelegd was. En de regering vond juridische formalismen belangrijker dan rechtvaardigheid.
In het arrest van 23 januari beantwoordde het Grondwettelijk Hof, onder voorzitterschap van de voormalige Gentse professor staatsrecht Alen en diens Franstalige collega Daoût, de vraag van de Leuvense politierechter of hij zoals bij een gewone parkeerboete verzachtende omstandigheden mag meenemen bij het milderen van de boete van de persoon die zijn boete aanvecht bij de politierechtbank. Het Grondwettelijk Hof koos voor constitutionele creativiteit. De opperste rechters besloten logica en grondrechten boven legalisme te verheffen en gaven de politierechter de vrije hand om de boetes mits verzachtende omstandigheden onder het wettelijk vastgestelde bedragen te bepalen aangezien het verbieden in strijd met de Grondwet en het EVRM zou zijn. Meteen wees het Grondwettelijk Hof op ongrondwettelijke bepalingen in de wet van 24 juni 2013 betreft GAS-boetes (dus de wet waarvan het KB de uitvoeringsbesluiten bevatte).
De persvoorlichter van het Grondwettelijk Hof formuleerde het heel voorzichtig als volgt: “Daaruit blijkt dat het Hof zich enkel heeft uitgesproken over een wetsbepaling, en niet over een KB. Het is uitgegaan van de interpretatie van die wetsbepaling door de rechter, die zich, op grond van de argumenten van de partijen in het geding voor hem, op basis van die wetsbepaling, niet in de wettelijke mogelijkheid achtte om onder het wettelijke minimum van de GAS-boete te gaan.”
Een boeiende draai waar de voorlichter op wees is: “Het Hof heeft tegelijk gezegd dat er nog een andere interpretatie is van die wetsbepaling, overigens uitdrukkelijk aangehaald door de Ministerraad, waarin de rechter wél die mogelijkheid heeft.”
Hiermee greep het Hof terug op het fundamentele cassatiearrest-Waleffe van 1951 dat de onschendbaarheid van de wet in België op de helling zette: “een rechter die beschikt over twee interpretaties van een wet, waarin de Grondwet respectievelijk wél en niet wordt geschonden, moet kiezen voor de interpretatie waarin de Grondwet niet is geschonden.”.
Hiermee is het verhaal echter niet afgelopen. De Leuvens politierechter kan nu beslissen dat hij de toepassing van die wet en dat KB buiten beschouwing laat, maar enkel en alleen in dit geval bij meneer Pardon. De ongrondwettelijke wet gaat niet op de schop. Elk volgend slachtoffer van de Leuvense boetebusjes zal bezwaar moeten aantekenen, dan naar de politierechter en dan hopen dat zijn verhaal hem vermindering van zijn boete oplevert op basis van dit arrest.
Arrest nr 8/2019 van 23 januari 2019
Een reactie achterlaten
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.