Vorige vrijdag kwam er op de veiling van Daguerre in Parijs een bijzonder schilderij (olieverf op paneel) onder de hamer. De schatting was een paar duizend euro. Mocht ik het geld hebben ik had het meteen gekocht. Ik ben wel benieuwd naar de prijs. Het resultaat stond helaas niet op de site van het veilinghuis.

Het gaat om een schilderij uit de Nederlanden. Opvallend is de Latijnse spreuk van Horatius en een datering 1582. Maar wat het pas echt interessant maakt is een hele Nederlandse tekst. De kwaliteit van het schilderwerk is zeer degelijk en consistent met de datering.

Markant detail is de Nederlandse tekst uit 1582. Die stelt dat wie goed wil leven best acht uur per dag werkt. Acht uur werken per dag was dus in de zestiende eeuw al een principe. Voor de kostwinning wel te verstaan: ‘wilt wercken om u ghewin’.

De tekst roept verder ook op om vier uur God te dienen en zeven uur te slapen. Het is een duidelijk humanistisch statement.

Het gaat om een kunstwerk gemaakt binnen een context van permanente oorlog met de Spaanse legers (met de beruchte tercios, maar vooral bestaand uit Waalse en Duitse huurlingen). In 1582 is Farnese aan een succesvolle campagne bezig. De Nederlandse opstandelingen zijn onderling verdeeld. Particularisme maakt dat de Staatse legers steeds onvoldoende geld hebben om Brabant en Vlaanderen te verdedigen. De abten en andere prelaten die aanvankelijk de opstand in 1576 en 1577 financierden zijn boos omwille van de onteigeningen en terechtstellingen van monniken in Gent door de calvinisten.

De katholieke adel mort of loopt over. Het hertogdom Luxemburg deed sowieso al niet mee aan de opstand. In de Franstalige provincies (hertogdommen, graafschappen enzovoort als Namen en Henegouwen) en in Waals-Vlaanderen, Artesië en Kamerijk had Farnese op enkele steden na grotendeels de controle in handen. De malcontenten (hoofdzakelijk Franstalige en katholieke adel) waren overgelopen naar Spaanse zijde. In ruil voor geld, postjes en verdediging van het katholieke geloof dat de meerderheid van de bevolking nog steeds trouw aanhing.

Enkele steden in het huidige Vlaanderen zijn calvinistische republieken. Daaronder Antwerpen en Gent. De extremisten in Gent hebben ruzie met iedereen. In de noordelijke Nederlanden is de situatie anders. Daar hebben de opstandelingen de macht gegrepen en dat betekent dat vooral calvinisten in de steden de dienst uitmaken. Enkel Groningen en enkele oostelijke gebieden blijven stevig in Spaanse handen.

Binnen zo’n context lijkt dit paneel bijzonder banaal. En toch geeft het goed aan wat in oorlogstijd gebeurt. De mensen accomoderen zich. Ze proberen de oorlog te overleven of uit te zitten. En als het rustig is gaat het leven zijn gangetje. Dan bestelt men zelfs een schilderij voor in de woonkamer of eetkamer. Zeker in steden waar enkel inkwartiering de rust verstoort als het strijdtoneel tijdelijks elders is.

Niettemin geeft de boodschap op het paneel ook goed de attitude van een grote groep mensen weer. Die waren niet fanatiek katholiek of extreem calvinistisch. De stille meerderheid wou matigheid in alles. Want ondanks 4 uren god (met kleine letter) dienen zit er niet veel religieuze moraal in dit schilderij.

De spreuk van Horatius begint met ‘est modus in rebus‘. Dat was vroeger een bekende spreuk. Doe alles met mate. Het complete citaat is:

Est modus in rebus, sunt certi denique fines

Quos ultra citraque nequit consistere rectum

In vertaling geeft dat: Er is een maat in alle dingen, er zijn zekere grenzen, buiten en binnen welke, wat goed is niet kan bestaan. Het komt uit de Satirae (I, 1, 106) van Horatius. U zag het, ik loste de afkortingen en diakritische tekens op in de transcriptie.

Weinigen zullen voor de vuist weg Horatius citeren, maar hij was een belangrijke inspiratiebron in de zestiende eeuw. Wij kennen vooral de spreuk carpe diem van Horatius. Pluk de dag. Hij gold ook als één van de beste klassieke auteurs qua moraliteit.

Spreuk van Horatius in een door Jan Liefrinck in Antwerpen in 1556 uitgegeven prent naar ontwerp van Jacob Floris (bron: Rijksmuseum)

De Satirae van Horatius werden in Nederlandse vertaling al vroeg uitgegeven in Antwerpen door Ameet Tavernier. De vertaling was van Cornels van Ghistele. Deze Antwerpse dichter schreef in zijn moedertaal en in het Latijn. Hij was ook factor van de Goudblom. Eén van de drie rederijkerskamers.

Antwerpse editie van de Satirae door Ameet Tavernier in 1569 (bron UGent)

Plantin gaf dan weer in 1573 een Latijnse editie uit.

De editie door Plantin uit 1573 (bron: UGent)

De Dietse of Nederlandse tekst op het schilderij luidt:

Dient god vier uren allen daeghen, Acht uren wilt wercken om u ghewin.

Drie uren neemt booetsele tuwen behaeghen. slaept seven uren (of mocht ghij) min

Twee uren spaceerende verscherpt den sin, Die dus den lende den tijt can verkiesen

En sal int eynden noch int begin, Noch God noch siel tijt vliesen

De Nederlandse tekst eindigt met een slagzin: hout maet in allen dingen...

Wat een booetsele is valt moeilijker te zeggen. Het woord komt als ‘boetsele’ één keer voor in het Corpus Middelnederlands. Namelijk in de prozatekst Historie van de borchgravinne van Vergi van tussen 1550 en 1570. De betekenis is allicht boetedoening. Interessant is dat het blijkbaar Brabants is. Dus het paneel komt hoogstwaarschijnlijk uit Antwerpen, Leuven, ‘s-Hertogenbosch of Brussel.

Dit paneel is ook in andere opzichten bijzonder. Omwille van het voorplan, middenplan en de achtergrond. Op de achtergrond zien we een man zakken sjouwen naar de waag of de weegschaal. Naast hem is een man druk doende met het kuipen. Het tonnen maken. En rechts achteraan houdt een man een ezel vast.

Dat is natuurlijk allemaal niet toevallig. Zakdraaien of in ’t zak zetten, kuiperijen en de ezel uithangen komen nog steeds in onze spreektaal voor.

Op het middenplan zijn een man en vrouw druk doende. De man gebruikt een graanpeddel en de vrouw heeft een soort deegrol in de hand. Tegelijk giet ze water in de grote pot of kuip waar de man graan of haver in schept. Wat ze doen is niet duidelijk, maar bier brouwen of havermoutpap maken lijkt een verklaring (maar niet noodzakelijk geloofwaardig). Logischerwijs is het iets dat dubbelzinnig kan opgevat worden zoals bij het achterplan. Bij wort maken ontbreekt dit toch.

Links op het voorplan leert een jongeman met baret (teken van clerici waaronder studenten of academici) een kind lezen. Er liggen een trommel en lege kannen, maar vooral ook een wereldbol of globe.

In het midden van het voorplan tekent een jongeman met een passer iets af op een bord. Die passer is een vaak voorkomend symbool voor ‘gepast’ gedrag. Matigheid. Het is bijvoorbeeld ook het symbool dat Christoffel Plantin koos voor het vignet van zijn drukkerij/uitgeverij en hij voegde er de spreuk labore et constantia aan toe. Door werk en volharding. Op de vloer liggen meetinstrumenten, een tinnen inktpot en twee schaaltjes (van een weegschaal?).

Rechts op het voorplan zit een jonge vrouw met schaar aan de voeten. Ze meet laken met een duimstok. Ze neemt de maat.

Man en vrouw zijn natuurlijk bemiddeld, want ze hebben een (inwonende) privéleraar voor hun zoontje.

Kortom weer een zeer apart kunstwerk uit de late zestiende eeuw. Technisch niet het strafste op de markt destijds, maar zeer burgerlijk. Niet voor de adelijke elite of de hogere clerus. Iets voor in de privé-sfeer. Waar bij gelegenheid met bezoek over geredetwist kon worden. Een programma over hoe de eigenaar in het leven stond.


Een reactie achterlaten