Minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) de vader van de staatsbon (foto: EU)

Het partijprogramma van cd&v leest als een brochure van een Vlaams ministerie. Veel ronkende aannames en politiek correcte zwijmelarij over klimaatverandering, energietransitie en dergelijke. Tussen al dat trendy ambtenarees stonden toch enkele opvallende dingen over energie en renovatie.

Zo meent cd&v dat de elektrificatie efficiëntiewinst zal opleveren en zal leiden tot ‘vermindering van het totale energieverbruik’. Maar geven ze toe ‘het elektriciteitsverbruik zal de komende decennia sterk toenemen’. Dat is niet noodzakelijk een contradictie. Door het gebruik van fossiele brandstoffen af te bouwen en te vervangen door elektriciteit zal volgens cd&v een verdubbeling van de elektriciteitsproductie tegen 2050 nodig zijn.

Als de energie- en klimaattransitie op een goede manier wordt vormgegeven, is ze een opportuniteit, niet alleen voor onze economie, maar voor de hele samenleving’ aldus cd&v.

Laten we even enkele programmapunten nader bekijken.

De fiscaliteit van energie bijvoorbeeld. De christendemocraten willen de btw op elektriciteit en aardgas permanent op 6 procent laten vastleggen. Dit ten koste van de btw op fossiele brandstoffen. ‘Voor stookolie blijft het tarief op 21%. Voor steenkool brengen we het btw-tarief naar 21%’. Dat dit eigenlijk een discriminatie is, moet blijkbaar dan maar omwille van ‘het klimaat’.

De energiefactuur is een tweede belastingbrief. ‘De vele heffingen, openbare dienstverplichtingen en taksen op de elektriciteitsfactuur, vormen een rem op de elektrificatie’ stelt cd&v vast. Daarom moet er een prijsverhouding komen tussen elektriciteit en fossiele brandstoffen ‘die de klimaatimpact beter reflecteert’. Exact hetzelfde standpunt als groenlinkse partijen.

Want elektrisch rijden en verwarmen met een warmtepomp moet haalbaar en betaalbaar worden voor de modale burger. Dat kan niet zonder de federale overheid. Cd&v pleit dan ook voor een ‘interfederale samenwerking’ om het prijsbeleid tussen de federale overheid en de gewesten beter op elkaar af te stemmen.

Wat bedoelen ze daarmee? Het gaat dan om een accijnshervorming. Volgens cd&v is dat een ‘flexibel beleidsinstrument’ om de energietransitie te ondersteunen. De accijnzen op elektriciteit moeten verlegd worden naar fossiele brandstoffen. Eigenlijk het standpunt van de groenlinkse partijen. Die aardgas kunstmatig duurder willen maken dan elektriciteit. Nu is het immers omgekeerd. Hoofdzakelijk omdat elektriciteit op zich al kunstmatig duur is dankzij het ETS-systeem van de EU. Die hoge elektriciteitsprijzen zijn er om windenergie concurrentieel te maken met kernenergie. Wat cd&v dus teruggeeft met de btw-verlaging zullen ze afnemen met hogere accijnzen op aardgas.

Toch wil cd&v zaken uit de energiefactuur halen. Zo wil cd&v het deel van de Vlaamse openbare dienstverplichtingen (ODV-kosten) op de elektriciteitsfactuur (voor hernieuwbare energie) omvormen tot een heffing per kWh op stookolie en aardgas. Gebaseerd op ‘de CO2-inhoud van de energiedrager’. De vraag is of dat kan volgens het Grondwettelijk Hof. Er bestaat zoiets als een verbod op dubbele belastingen.

De partij kijkt ook naar de regulatoren en netbeheerders. Zo wil cd&v ‘meer frequente rapportering door Elia van de ‘Adequacy en Flexibility’-studie’. En moet er een werkgroep komen met de stakeholders, de CREG, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en het Federaal Planbureau. Allemaal organisaties op het federale niveau, terwijl het meeste energiebeleid op het Vlaamse niveau zit.

Wat dat Vlaamse niveau betreft wil cd&v bijvoorbeeld niet raken aan de groenestroomcertificaten (GSC). Dus de huishoudens en bedrijven zullen die gifbeker tot op de bodem moeten uitdrinken.

Over Ventilus geen woord in het partijprogramma. Maar over de windmolens op zee (eveneens een federale materie) des te meer. Markant is dat cd&v voor windenergieprojecten voorstander is van het zogenaamde tweezijdig contract for differences (CfD)-model. Dat wil zeggen dat onder een stroomprijs de overheid bijbetaalt en boven een bepaalde stroomprijs de producent de overheid terugbetaalt. Dat is natuurlijk een manier om investeerders hoge prijzen te garanderen. Daar heeft de consument niks aan. Maar zo beweert cd&v dat ze dit doen om ‘het huidige onrendabele top (OT)-model’ te vervangen. Bottomline is dat ofwel de stroomprijzen voor de huishoudens hoog gehouden worden ofwel de belastingbetaler opdraait voor de ‘goedkopere stroom’ van windmolens.

Dit zijn concrete zaken. Over hun filosofie is cd&v onduidelijker. Zo vindt cd&v: ‘een louter exact wetenschappelijke benadering – met abstracte doelstellingen en vage begrippen als kostenefficiëntie en megatonnen CO2 – werkt volgens ons te beperkend en is te technocratisch. Het is bovendien onvoldoende om draagvlak mee te creëren. Daarom nemen we ook de menswetenschappelijke kant mee in beschouwing. Een onrealistische versnelling in ambities werkt averechts op de motivatie van mensen.’

Ze beweren elektrisch rijden en verwarmen met een warmtepomp betaalbaar te maken ‘voor de modale burger, door de prijsverhouding tussen elektriciteit en fossiele brandstoffen de klimaatimpact beter te laten reflecteren’. In feite betekent dit aardgas, benzine, diesel en stookolie duurder maken dan elektriciteit.

Qua renovatie is cd&v voor een renovatieplicht. En de oplossing klinkt vintage cd&v: ‘We pakken de renovatie-uitdaging aan met een allesomvattend pakket van ruime renovatieleningen, inkomensafhankelijke premies en zorgvuldige ontzorging en trajectbegeleiding’.

Eén dingetje is wel interessant. ‘We enten het Vlaamse en federale klimaatbeleid op het Europese klimaatbeleid, maar gaan daarbij niet verder dan de Europese lat (‘no goldplating’) wat betreft normering in domeinen waar dit een concurrentienadeel zou kunnen opleveren.’ Wat ze hier eigenlijk zeggen is dat ze niet strenger willen zijn dan de EU opdraagt. Denk maar aan de verplichte digitale meters en de verplichte renovatieplicht van de Vlaamse regering. Maar hoe oprecht is die stelling? Ze blijven immers voorstander van de renovatieplicht en alle voorgaande goldplating.

Cd&v is zich bewust dat ‘klimaatvriendelijke investeringen in gebouwen laten zich niet altijd makkelijk terugverdienen’. ‘Ze zijn vaak duurder in aanschaf of gebruik, denk maar aan het verschil in kostprijs tussen een warmtepomp en een condenserende gasketel. ‘Zolang dat het geval is, kan de overheid niet van mensen verwachten dat ze die investeringen uit eigen beweging zullen doen. […] voor bestaande woningen kunnen nieuwe verplichtingen pas, als de investering zich binnen een redelijke termijn terugverdient.’

Toch wil cd&v de warmtepomp bevoordelen. Via ‘hervormen de kostencomponenten op de energiefactuur’.  ‘Elektriciteit mag per kWh nog maximaal 2,5 keer zo duur zijn dan aardgas of stookolie.’ ‘De VREG publiceert samen met de CREG elk jaar een analyse die de verhouding tussen de kostprijs voor de verwarming met warmtepompen en de kostprijs voor de verwarming met fossiele verwarmingsbronnen opvolgt, inclusief aanbevelingen aan de federale overheid (door de CREG) en de Vlaamse Regering (door de VREG) om de verhouding recht te trekken.

De christendemocraten wensen een grondige btw-hervorming voor alles wat met wonen en renoveren te maken heeft. ‘Wie geen recht heeft op het federale verlaagd btw-tarief voor sloop- en heropbouwprojecten, moet een Vlaamse premie kunnen krijgen.’ Wat de Vlaamse regering ontbeert aan fiscale bevoegdheden maakt ze ruimschoots goed met subsidies of boetes. Tenminste dat is al jaren de filosofie.

Ook cd&v komt met de zogenaamde one-stop-shops af. ‘We stimuleren businessmodellen van bedrijven die de volledige renovatiekost voorfinancieren, de praktische aspecten van het renovatietraject uit handen nemen en de energierenovatie van A tot Z uitvoeren voor hun klanten. Met de besparing op de energiefactuur kan de klant de dienstverlener dan terugbetalen.’ De sector moet een goede lobbygroep hebben want bijna exact hetzelfde staat in het partijprogramma van Open Vld.

Net als Open Vld willen ze consumentenkredieten. Maar cd&v wil ‘de modaliteiten van het consumentenkrediet (aanpassen), waarbij de maximale afbetalingsperiode beter wordt afgestemd op de kostprijs en reële terugverdientijd van energetische ingrepen’.

Volgens cd&v fungeerde het EPC de voorbije vijftien jaar vooral als een informatief document voor huurders en kopers’. De partij beseft dat het EPC ondertussen een probleem dreigt te worden:

In de laatste jaren werd het echter gekoppeld aan diverse beleidsinitiatieven, waaronder de renovatieverplichting na eigendomsoverdracht, de EPC-labelpremie, het renovatiekrediet met rentesubsidie en (tijdelijk) de huurindexatie. Door die koppeling groeide ook de financiële consequentie van de EPC-score. We evalueren de inzetbaarheid van het energieprestatiecertificaat (EPC-label) als normerend in plaats van adviserend instrument, vooral wat betreft robuustheid, repliceerbaarheid en fraudegevoeligheid.’

Maar in plaats van het hele EPC ter discussie te stellen wenst cd&v strengere controles en hogere minimumboetes om fraude bij de opmaak van het EPC tegen te gaan. Cd&v wil bovendien een vaste prijs opleggen voor EPC-attesten.

En wat de impact op de huizenprijzen betreft, lijkt cd&v voorstander van die impact. Want cd&v wil diegenen aanpakken die prijsverschillen willen manipuleren.

‘Prijsverschillen die ontstaan door moedwillig foutief opgemaakte EPC’s vallen onder de beroepsverantwoordelijkheid van de EPC-deskundige. Om de onafhankelijkheid van energiedeskundigen beter te kunnen waarborgen, werken we in de toekomst met gereguleerde prijzen.’ Dat is dus die vaste prijs per EPC-attest.

Toch willen ze extra taken in het opstellen van zo’n EPC-attest steken. Dus de prijs zal hoger liggen dan vandaag en EPC-verslaggevers zullen moeten bijscholen.

Het EPC geeft nu al prijsindicaties bij de verschillende noodzakelijke investeringen om tot label A te komen. De focus ligt echter te sterk op investeringskosten, terwijl energiebesparende maatregelen ook resulteren in een lagere energiefactuur. We nemen ook indicaties voor jaarlijkse besparingen op de energiefactuur en bijhorende terugverdientijden mee op in het EPC.’

Een interessant unicum in een partijprogramma is de aandacht voor accumulatiekachels. In Vlaanderen worden naar schatting nog 150 000 tot 200 000 woningen verwarmd met behulp van accumulatietoestellen, vaak in combinatie met een elektrische boiler voor sanitair warm water. Die huishoudens worstelen met steeds hogere elektriciteitsfacturen door de stijging van de stroomprijzen en de geleidelijke afbouw van het exclusief nachttarief. Om te zwijgen van het capaciteitstarief na afschaffing van het nachttarief.

Cd&v wil deze gebruikers ondersteunen ‘in de omschakeling naar een meer duurzaam alternatief’. Dat betekent dat ‘elke gebruiker van accumulatieverwarming een gepersonaliseerd voorstel doen voor de plaatsing van zonnepanelen en een (lucht-)warmtepomp.

Eigenlijk is cd&v gewoon voor het behoud van alle Vlaams beleid en dus ook voorstander van het door de Europese Commissie en haar Green Deal opgelegde beleid. Ze capteren de onvrede van de burgers, maar wensen enkel te morrelen in de marge. Dikwijls met oplossingen die duurder uitvallen voor de huishoudens. Eén lichtpuntje: ze zijn tegen goldplating. Vlaanderen moet niet strenger of straffer willen zijn dan de minimale verplichting door de EU.