Activistische rechters

Dit stuk verscheen eerder in Civis Mundi Digitaal #82 van mei 2019

Rechters treden steeds meer activistisch op als het over leefmilieu of klimaat gaat. Grondrechten zoals gelijkheid, niet-discriminatie en eigendomsrecht zijn van geen tel als de klimaatargumenten aangehaald worden bij groene rechters. Zoals elders in de maatschappij tekent zich een breuklijn af tussen een groene klimaatelite en het klootjesvolk.

Wat betreft lage emissiezones (LEZ) zijn Belgische rechters activistisch. Procedures zoals prejudiciële vragen (op basis van de exceptie van onwettigheid in (art 159 GW)) bij het Grondwettelijke Hof of het Europees Hof worden niet gevolgd zonder dat het vonnis daarover een motivatie geeft. Wat al een bevooroordeeldheid van de rechter kan suggereren. In principe kan een rechter die procedure enkel weigeren indien de vraag reeds gesteld werd in een andere zaak. Het Grondwettelijk Hof, dat deels bestaat uit politici, gebruikt zelfs politieke documenten ter voorbereiding van wetgeving in parlementen en die politieke documenten worden plots juridische argumenten dit meespelen in een arrest over grondrechten en mensenrechten. Bovendien krijgt het leefmilieu plots grondrechten die voorrang krijgen op die van de burger. Om te zwijgen van rechters die in een groenlinkse denktank actief zijn en in het Grondwettelijk hof zetelen bij dossiers die gevoelig liggen op dat onderwerp.

In een jarenlange campagne tegen de onrechtvaardige en op onwetenschappelijke gronden gebaseerde invoering van de LEZ in België voerde ondergetekende testcases bij zowel het GrondwettelIjk Hof als de Politierechtbank te Antwerpen. In beide gevallen bleken de rechters in meerdere of mindere mate activistisch.

De plaatsvervangend politierechter Dirk Van Gelder beweerde tijdens de zitting al dat hij al zijn boodschappen met het openbaar vervoer doet. Proficiat. Op zijn minst een duidelijk politiek statement en blijk van vooringenomenheid. Gelukkig viel niet te zien of hij ook geitenwollen sokken droeg onder zijn toga. Los van het feit dat hij geen kruiwagen en loodzwaar gereedschap dient mee te nemen op de tram, kan die rechter zich bezwaarlijk als representatief voor de werkende klasse opdringen. Wanneer vervolgens wetenschappelijke studies voorgelegd werden noemde dezelfde politierechter dat “politieke” en geen juridische argumenten. Hij kon daar zogezegd geen rekening mee houden. Alsof leugens in de rechtbank geen juridische gevolgen kunnen hebben. Die vooringenomenheid dook dan ook letterlijk op in het vonnis: “Zowel uit de door beroeper neergelegde conclusie, als uit zijn betoog ter zitting en uit zijn stellingnames via het internet lijkt onbetwistbaar dat hij gekant is tegen de LEZ-regelgeving en deze op alle mogelijke manieren wenst te bestrijden.”

Op een aantal expliciete klachten in het beroep wordt verder helemaal niet ingegaan.

Ten eerste was er de toetsing aan het EVRM en de Grondwet via een prejudiciële vraag. Dit kan normaal niet geweigerd worden, maar de politierechter legde dit gewoon naast zich neer.

Ten tweede was er de vraag om het Europees Hof te vragen of de richtlijnen wel correct in nationale wetgeving omgezet waren. Ook dit verzoek legde de politierechter zonder motivatie naast zich neer.

Ten derde was er het proportionaliteitsprincipe waarbij de rechter de hoogte van boetes kan aanpassen aan de situatie, aan de financiële draagkracht van de verzoeker of aan de hoogte van boetes voor andere inbreuken. Ook dat negeerde hij straal.

Ten vierde was er het feit dat de wetgeving uitdrukkelijk stelt dat het rijden in een LEZ geen verkeersovertreding is en een boete dus eigenlijk een straf is voor iets dat geen overtreding is. Ene oor in, andere uit.

Ten vijfde was er het argument dat de LEZ-boete een retributie is en dus een belasting en dit in strijd is met het fiscale gelijkheidsbeginsel in de Grondwet (artikel 170 §2). In een eerste betekenis is een retributie een belasting die wordt geïnd ten behoeve van andere instanties dan die welke worden opgesomd in artikel 170 Gw. (“belasting-retributie”). In haar tweede betekenis is een retributie een vergoeding die de overheid verkrijgt voor het verstrekken van een dienst aan de burgers, die daar vrijwillig een beroep op doen. Deze vergoeding dient in redelijke verhouding te staan of overeen te stemmen met de kostprijs van de geleverde dienst(“vergoeding-retributie”). In het geval van de LEZ is de retributie dus geenszins de tweede betekenis, want de overheid doet niets in ruil en de burger kan niet vrijwillig kiezen voor de retributie.

Kortom de LEZ-bijdrage en de boete zijn dus belastingen. Dit maakt dat de gemeentelijke verordening van 27 juni 2016 en het decreet en de uitvoeringsbesluiten in strijd zijn met art 170 GW. Al deze argumenten (en nog een aantal andere) negeerde de politierechter zonder motivering, terwijl een vonnis normaal gemotiveerd dient te zijn. Doch activistische “groene” rechters zien dat anders.

Wat deed de politierechter dan wel? In het vonnis commentaar geven op de vrije meningsuiting van verzoeker op het Internet. Plaatsvervangend rechter Van Gelder liet zijn persoonlijke mening over de burgerlijke ongehoorzaamheid van verzoeker de overhand halen en speelde bovendien de onontvankelijkheid uit van de beroepen tegen LEZ-boetes. Die onontvankelijkheid die betwistbaar is gold als enige motivering van het vonnis over het beroep tegen de LEZ-boetes. Als wijze van wraakoefening begrootte de politierechter de rechtsplegingsvergoeding op 1200 euro.

Politieke rechtspraak

Ook het Grondwettelijk Hof (GWH) nam in het arrest (2019-037n) over het beroep tot vernietiging van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 7 december 2017 tot wijziging van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing enkele merkwaardige en activistische standpunten in. Zo stelt het Grondwettelijk Hof dat ‘Uit de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepalingen blijkt dat de Brusselse ordonnantiegever met de invoering van een lage-emissiezone beoogt de vervuilende uitstoot van voertuigen te verminderen om de luchtkwaliteit te verbeteren en zo de volksgezondheid en het leefmilieu in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te beschermen.’ Dus een politieke agenda in het Brussels parlement weegt door in de argumentatie over grondrechten? Merkwaardig, sedert wanneer zijn politieke lobbydocumenten een valabele leidraad voor het toetsen van ordonnanties aan de Grondwet?

Het GWH bevestigde dat ‘Het feit dat de ordonnantiegever de bijdrage die tijdelijk toegang verleent tot een lage-emissiezone kwalificeert als een retributie, volstaat op zich niet om te besluiten dat het niet om een belasting gaat.’, maar voegt er aan toe dat ‘Opdat een heffing kan worden gekwalificeerd als een retributie, is niet alleen vereist dat het gaat om de vergoeding van een dienst die de overheid presteert ten voordele van de heffingsplichtige individueel beschouwd, maar ook dat zij een louter vergoedend karakter heeft, zodat er een redelijke verhouding moet bestaan tussen de kostprijs of de waarde van de verstrekte dienst en het bedrag dat de heffingsplichtige verschuldigd is.

Opnieuw haalde het Grondwettelijk Hof er politieke stukken bij: ‘Met betrekking tot het systeem van tijdelijke toegang tot de lage-emissiezone(s) tegen betaling vermeldt de parlementaire voorbereiding :

“Dit amendement beoogt de creatie van een wettelijke basis voor de invoering van een systeem van dagpassen waarbij motorvoertuigen één of meerdere malen per jaar de lage-emissiezone mogen betreden.

De dagpas vervult een belangrijke sociaal-maatschappelijke functie. De dagpas maakt het met name mogelijk dat voertuigen die het Gewest slechts uitzonderlijk binnenrijden, bij voorbeeld naar aanleiding van een speciale gelegenheid, de lage-emissiezone tijdelijk zullen kunnen betreden » (Parl. St., Brussels Hoofdstedelijk Parlement, 2017-2018, nr. A-572/2, p. 52).”

De activistische rechters menen zelfs dat “Bovendien beoogt die maatregel niet in eerste instantie middelen te verwerven om een uitgave van algemeen nut te dekken. Uit de aard van de bestreden maatregel blijkt dan ook dat het geen belasting betreft.” De LEZ-boete van 350 euro is dus volgens de rechters geen manier om inkomsten te verwerven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om uitgaven van algemeen nut te financieren. Wat is het dan wel?

De boetes worden opgestuurd door Fiscaliteit Brussels.

Het Grondwettelijk Hof meldt verder dat “Elke inmenging in het eigendomsrecht moet een billijk evenwicht vertonen tussen de vereisten van het algemeen belang en die van de bescherming van het recht op het ongestoord genot van de eigendom. Er moet een redelijk verband van evenredigheid bestaan tussen de aangewende middelen en het nagestreefde doel.”  Dat is ook wat verzoeker stelde. Doch de activistische rechter meldt ook “Economische imperatieven en zelfs sommige fundamentele rechten, zoals het eigendomsrecht, dienen niet noodzakelijk voorrang te krijgen op overwegingen inzake de bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid.” Opnieuw sleept het Grondwettelijk Hof er de parlementaire voorbereiding bij (dus wat politieke partijen willen doordrukken).

De gekozen passage is hallucinante lectuur:

“De luchtkwaliteit is een van de grote uitdagingen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is noodzakelijk zich te schikken naar de Europese bepalingen van de richtlijnen 2001/81/EG en 2008/50/EG met als doel de volksgezondheid en het leefmilieu in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te beschermen.

De laatste jaren kon de blootstelling van de Brusselaars aan bepaalde verontreinigende stoffen al verminderd worden, wat toegelaten heeft om de normen na te leven voor de meeste verontreinigende stoffen. In het bijzonder moet opgemerkt worden dat de Europese grenswaarden voor het daggemiddelde voor PM10 (50 μg/m3, 35 overschrijdingen toegelaten) werd gerespecteerd in 2014, 2015 en 2016.

Toch zijn nog inspanningen nodig op het vlak van de naleving van Europese normen betreffende het maximale jaargemiddelde van stikstofdioxides (40 μg/m³ NO2) waarvoor het Gewest door de Europese Commissie op 28 april 2016 in gebreke werd gesteld. Er moet worden opgemerkt dat de emissies van NO2 in het Gewest hoofdzakelijk veroorzaakt worden door de uitlaatgassen van voertuigen, in het bijzonder van dieselvoertuigen (70 % van de NOx emissies zijn afkomstig van het wegverkeer (Bron : Leefmilieu Brussel, Emissie-inventaris 2014).

Daarnaast is het ook belangrijk om de uitstoot van black carbon te verminderen, dat een zeer schadelijke polluent is voor de gezondheid aangezien het een drager is voor andere polluenten.

Verontreinigende stoffen dringen door tot in de longen, zo kunnen ze schade berokkenen aan het ademhalingsstelsel. Ze kunnen ook bepaalde aandoeningen zoals astma in de hand werken of zelfs verergeren (de gemiddelde jaarlijkse concentratie aan fijn stof en stikstofdioxide wordt op betekenisvolle wijze in verband gebracht met de verschijning van een nieuwe vorm van astma bij jonge kinderen).

Bovendien zouden 12.000 vroegtijdige overlijdens te wijten zijn aan de luchtverontreiniging in België.” (Parl. St., Brussels Hoofdstedelijk Parlement, 2017-2018, nr. A-572/1, pp. 2-3)”

Jawel, u las het goed. Een hoop politieke propaganda — zonder de minste wetenschappelijke bewijzen en uit de koker van de politieke meerderheid die iets wil opleggen — is voor het Grondwettelijk Hof plots een juridische bron! Waar zijn de bijzondere meerderheden die grondwettelijk noodzakelijk zijn? Tegenwoordig kan de Grondwet dus per vergaderstuk de facto veranderd worden? “Kunnen” is hypothetisch. “Of” is hypothetisch en “op betekenisvolle wijze” is gewoon prietpraat.

Dat zijn geen feiten dat zijn aannames en politieke propaganda. Als hooggeleerde grondwetspecialisten dat niet doorzien? De naïviteit of vooringenomenheid van de rechters lijkt nog groter, zo verwijzen de hooggeleerden naar door de overheid aangedragen “recente wetenschappelijke studies” die “significante emissiereducties zou teweegbrengen”.  Alleen bestaan die studies helemaal niet. Die studies zijn beleidsdocumenten op basis van extrapolaties, hypothese en computermodellen.

De echte wetenschappelijke studies over die impact van LEZ bewijzen net dat een LEZ niets uithaalt en vooral een maatregel tegen verkeerscongestie blijkt. De goedgelovige of activistische rechters besluiten dus “een billijk evenwicht tot stand tussen de vereisten van de bescherming van het eigendomsrecht, enerzijds, en de vereisten van het algemeen belang en andere betrokken individuele belangen, anderzijds”.

Eigenlijk is het eigendomsrecht dus voortaan gewoon afgeschaft op elk moment dat de overheid leefmilieu inroept om nutteloze en dure maatregelen op te leggen en de grondrechten van haar burgers met de voeten te treden en het subjectieve recht verbonden aan het bezit van een auto te onteigenen.

Ook bijzonder merkwaardig is dat het Grondwettelijk Hof artikel 23 punt 4 van de Grondwet aanhaalt. Prof. Dr Johan Vande Lanotte doceert tijdens zijn cursus Staatsrecht aan de UGent: artikel 23 geeft geen individuele afdwingbare rechten”.[i] Het Grondwettelijk Hof daarentegen meent dus dat artikel 23 op gelijke voet staat met de individuele afdwingbare rechten van de burger zoals vrije meningsuiting en de overheid dus kan ingrijpen op die individuele rechten om sociaaleconomische en culturele rechten (uit de grondwetsherziening van 1994) door te drukken. Artikel 23 van de Grondwet start met het recht van eenieder op een menswaardig leven. Hoe gaan ze dat afdwingen? Dat is de deur openzetten voor arbitraire maatregelen. Luc Lavreysen (rechter bij het Grondwettelijk Hof, docent milieurecht én hoofdredacteur Tijdschrift voor Milieurecht) schreef in Oikos (een groenlinkse denktank):

“[…] een subjectief recht omschreven; een recht waarop eenieder zich kan beroepen. Om zulks te realiseren bepaalt het artikel vervolgens dat de diverse wetgevers (federaal, gewest en gemeenschap) de economische, sociale en culturele rechten waarborgen, waarvan de voorwaarden voor de uitoefening door de wetgeving zullen worden bepaald. Overigens geeft men hierbij meteen aan dat tegenover rechten van burgers ook verplichtingen staan. De belangrijkste rechten zijn het recht op arbeid en de vrije keuze van beroepsarbeid, het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid, en sociale, geneeskundige en juridische bijstand, het recht op behoorlijke huisvesting en het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing. Het merendeel van deze rechten genoot voordien reeds erkenning in internationale mensenrechtenverdragen (het VN-verdrag inzake economische en sociale rechten, het Europees Sociaal Handvest…)”

Om te vervolgen met zijn visie op het punt over leefmilieu (mans specialisme en uiteraard ook zijn ecologische ideologie): “Artikel 23 van de Grondwet vermeldt ook het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu. Als zodanig geniet dit grondrecht nog geen internationale erkenning […] Wellicht biedt de aanwezigheid van groene partijen in het parlement een verklaring voor de opname van dit grondrecht in artikel 23.

Groene rechter Lavreysen is heel duidelijk: “In de eerste plaats merken we op dat het leefmilieurecht geen subjectief recht is; dit blijkt duidelijk uit de manier waarop artikel 23 is geschreven en uit de parlementaire discussies die aan de goedkeuring van die bepaling voorafgingen. Mocht het een subjectief recht zijn, dan zou eenieder zich louter op basis van artikel 23 van de Grondwet, naar een rechter kunnen wenden om van de overheid een welbepaald optreden (of niet-optreden) te eisen.[ii] Tiens? Voelen we hier enige inconsistentie bij het Grondwettelijk Hof?

Groene rechter Lavreysen gaf in 2009 in zijn publicatie reeds een inkijkje: “Ook wanneer het Grondwettelijk Hof of de Raad van State uitspraak moet doen over beroepen tot vernietiging van milieuwetgeving of -reglementering die het eigendomsrecht of de vrijheid van onderneming (sterk) beperken, wordt vaak verwezen naar artikel 23 van de Grondwet om die beperkingen, in het belang van de bescherming van het leefmilieu, te rechtvaardigen.” De hidden agenda.

Het was en is dus een heel zwak argument. Of zoals Lavreysen zelf schreef: “In werkelijkheid is het zo dat in de meeste rechtszaken het inroepen van artikel 23 op een ondersteunende manier gebeurt, in aanvulling op andere wettelijke bepalingen waarop men zich beroept.” De ironie wil dat Lavreysen onder voorzitterschap van professor Alen deel uitmaakte van het Grondwettelijk Hof dat het beroep tot vernietiging afwees. Door de impact en de functie van artikel 23 te veranderen en er creatief mee om te springen stellen de groene rechters zich hier in de plaats van de wetgever. Een wetgever die met bijzondere meerderheden en andere sleutels op de deur normaal heel moeilijk kunnen morrelen aan de Grondwet. Deze cases zijn minder navrant dan de klimaatzaak in Nederland, maar de burger moet het steeds vaker afleggen tegen het “leefmilieu” of “het klimaat”. De vrijheid en de grondrechten worden beknot of verkwanseld voor de “groene zaak”. Zijn rechters zoals een groot deel van de elite activistisch wat betreft leefmilieu?

Bibliografie

Lavreysen, Luc. 2009. “In de grondwet: het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu. Et alors?”  Oikos 2009 (3).


[i] http://ictooce.ugent.be/engage/ui/view.html?id=23593422-81d9-43d0-8108-aa08f30c294c

[ii] (Lavreysen 2009)


Een reactie achterlaten